Meer storingen in stroomlevering
De betrouwbaarheid van de elektriciteitslevering is vorig jaar toegenomen. Hoewel er meer storingen waren, werden klanten minder vaak en korter getroffen dan in 2001. Dat stelt EnergieNed naar aanleiding van een donderdag openbaar gemaakt onderzoek van instituut KEMA.
De tijd dat 2,4 miljoen huishoudens het vorig jaar zonder stroom moesten stellen, bedroeg gemiddeld 28 minuten. Dat is een daling van 9,7 procent ten opzichte van de 31 minuten in 2001 waarin 3 miljoen klanten van elektriciteit waren verstoken. „U gelooft het niet, maar het is wel waar”, zei voorzitter A. Korff van EnergieNed tevreden. De betrouwbaarheid van de elektriciteitslevering kwam na enkele grote stroomstoringen sterk ter discussie te staan.
Met het onderzoek, dat volgens Korff een betrouwbare weergave is, wil de federatie van energiebedrijven in Nederland dat beeld bijstellen. Terwijl de tijdsduur van de storingen terugliep, werden in 2002 wel 13 procent meer stroomonderbrekingen geregistreerd, wat een stijging van 13 procent inhoudt ten opzichte van het jaar daarvoor. KEMA schrijft dat toe aan een verbeterde administratie.
Bovendien was bij veel van de storingen het laagspanningsnet (230/400 volt) in het geding. Dat was vooral te wijten aan graafwerk. Op deze haarvaten in de distributie van elektriciteit zijn met name huishoudens en kleinere zakelijke klanten aangesloten. Hoewel een storing daar langer duurt dan een storing op het hoogspanningsnet, treft deze minder klanten. Zo kan een toename van het aantal meldingen toch samenvallen met een terugloop in het aantal getroffen aansluitingen.
Vorig jaar duurde het gemiddeld 84 minuten om een stroomstoring te verhelpen, twee minuten meer dan in 2001. EnergieNed heeft voor het eerst zeer langdurige problemen geregistreerd. Over de afgelopen vijf jaar duurde het gemiddeld 71 minuten om een einde te maken aan storingen.
Een vergelijking van de tien grootste stroomonderbrekingen in 2002 laat volgens KEMA verder zien dat er tussen de storingen geen verband bestaat. „Het zijn op zichzelf staande gebeurtenissen met uiteenlopende oorzaken”, stelt KEMA. Het onderzoeksinstituut schaart drie storingen in de categorie ”zeer groot”, eenzelfde aantal als in voorgaande jaren.
Met afstand de grootste uitval was die op 6 december in de regio Rotterdam, gevolgd door die van 6 november in Amsterdam. In Rotterdam kwam een vorkheftruck te dicht bij een rail in een verdeelstation van het 150-kilovoltnet (middenspanning). Die rail kwam onder spanning, waardoor er een kettingreactie op gang kwam.
Winkels sloten de deuren, kantoren vielen stil, liften bleven hangen, trams en metro’s reden niet meer en de bedrijvigheid in de haven viel stil. Om ongeregeldheden voor te zijn, kondigde burgemeester Opstelten als korpschef van de Rotterdamse politie de op een na hoogste staat van waakzaamheid in.
Voor Korff vormt het in opdracht van EnergieNed uitgevoerde onderzoek reden om nog eens te stellen dat de markt haar werk zal doen. In bijzondere omstandigheden, Rotterdam bijvoorbeeld, is „meedenken” door de overheid onontbeerlijk.
In een reactie donderdag stelde de Consumentenbond echter zich „grote zorgen” te maken over toekomstige stroomstoringen.
Om de voorziening van elektriciteit ook in de toekomst te waarborgen, gaat EnergieNed nauwkeurig de vraag en andere gegevens in kaart brengen. In het vanochtend aan staatssecretaris J. Wijn van Economische Zaken aangeboden rapport ”Condities voor een betrouwbare energievoorziening” staat een aantal voorwaarden die de sector nodig acht om te kunnen blijven investeren. Een stabiel politiek klimaat, om er één te noemen.