Kerk & religie

Danken aan het einde van de wandeling

ROTTERDAM – Bij zijn geboorte was hij zo zwak dat zijn moeder tegen zijn broertjes zei: „Ga maar gauw kijken, want morgen is de baby er niet meer.” Inmiddels is ds. C. A. Korevaar 94 jaar en vierde hij woensdag zijn zeventigjarig jubileum als predikant.

7 January 2011 10:37Gewijzigd op 14 November 2020 13:11
ROTTERDAM – Ds. C. A. Korevaar, hervormd emeritus predikant in Rotterdam, herdacht woensdag zijn zeventigjarig ambtsjubileum. Hij ging in 1981 met emeritaat. Foto RD, Anton Dommerholt
ROTTERDAM – Ds. C. A. Korevaar, hervormd emeritus predikant in Rotterdam, herdacht woensdag zijn zeventigjarig ambtsjubileum. Hij ging in 1981 met emeritaat. Foto RD, Anton Dommerholt

”Er is hoop door Jezus Christus” staat er op een sticker op de voordeur van het appartement van de hervormde emeritus predikant in Rotterdam. Zijn vrouw: „Er komen hier zo veel mensen, wie weet waar het nog goed voor is.”

Ds. Korevaar, geboren in Brandwijk, is ondanks zijn hoge leeftijd nog een heer van stand. Gekleed in driedelig grijsgestreept pak met stropdas neemt hij de jas van de bezoeker aan en hangt hem aan de kapstok.

Kwiek loopt hij naar zijn leunstoel in de woonkamer met uitzicht op winkelcentrum Hillegersberg. Zijn vrouw is in de weer met de bloemen die de predikant kreeg voor zijn ambtsjubileum. „Het zijn er zo veel, ik kan ze amper kwijt”, zegt ze lachend.

Verwondering en dankbaarheid overheersen als de emeritus predikant denkt aan het feit dat hij al zeventig jaar predikant is. Verwondering omdat hij over twee maanden 95 jaar hoopt te worden. Bij zijn geboorte had hij zo’n zwakke gezondheid dat zijn moeder dacht dat hij de volgende dag niet zou halen. Dankbaarheid jegens zijn ouders, die hem als boerenzoon uit een agrarisch voorgeslacht lieten studeren. „Daarmee gingen mijn vader en moeder in tegen de dorpsgewoonte uit die tijd.”

Zijn jubileum heeft hij woensdag in stilte gevierd. Hij las Psalm 68:10 (berijmd) en nam zijn eerste preek nog eens door. Die ging over 1 Timotheüs 1:15: „Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken.” „Dat is na zeventig jaar nog steeds de basis. Hieruit heb ik geleefd en gewerkt.”

Terugkijkend zegt ds. Korevaar dat hij zijn leven precies zo zou overdoen. „Ik zou de Heere bidden of ik opnieuw dominee mag worden, in Rotterdam.” Als boerenkind ging hij altijd één keer per jaar een dagje naar de stad. Eerst met de koets naar Alblasserdam en dan met de boot naar Rotterdam. „Het fascineerde me hoe de mensen hun huis konden vinden in zo’n grote stad. Alle woningen leken op elkaar.”

Kandelaar

De Maasstad heeft zijn hart. „De hervormde kerk was hier een echte volkskerk. Mensen die niet in de kerk kwamen, vroegen mij toch een rouwdienst te leiden. Het spreekt mij aan om als gemeente oog te hebben voor rand- en buitenkerkelijken.”

Inmiddels is er van de volkskerkgedachte in Rotterdam weinig meer over. Hooguit 3 procent van de Rotterdammers is nog kerkelijk. Van de achttien hervormde predikantsplaatsen zijn er nog zo’n vier over. Kerken zijn afgebroken. „Toen mijn vrouw belijdeniscatechisatie bij mij deed –zo hebben we elkaar leren kennen– waren er nog 56 catechisanten, nu zijn het er hooguit 10.”

De terugloop gaat hem aan het hart. „Het blijft een groot verdriet. Je gunt het mensen zo dat ze weten wat Jezus voor hen betekent.” Of het tij nog kan keren? „Als ik denk aan Klein-Azië ben ik bevreesd. De kandelaar is weggenomen, maar niet teruggekomen. We moeten echter niet vergeten te rekenen met een God Die wonderen doet.”

Voor Rotterdam-Centrum (1949) bediende ds. Korevaar de gemeenten van Puttershoek (1941) en Gouda (1945). Van de onrust en de armoede in de Tweede Wereldoorlog kreeg hij weinig mee. „In Puttershoek waren geen NSB’ers. Ik heb er altijd voor de koningin kunnen bidden en het Wilhelmus laten zingen. Boeren die nooit in de kerk kwamen, brachten aardappelen, vlees en tarwe in de pastorie. Toen ik vroeg waarom ze dat deden, antwoordden ze: „Het is onze plicht om de dominee en de dokter in leven te houden.””

6700 keer

Na zijn emeritaat in 1981 verleende hij bijstand in het pastoraat te Bussum, Loosduinen, Krimpen aan den IJssel en Rijsoord. Tot zijn tachtigste preekte hij. „Dat vond ik heerlijk, ondanks de spanning die het met zich meebracht. Helaas moest ik er vanwege hartklachten mee stoppen.”

Hoogtepunt in zijn ambtelijke loopbaan vond hij de handoplegging bij zijn intrede. „Dat oudere collega’s het ambt aan je overdragen, maakte op mij veel indruk.” Maar ook zorgde zijn afscheidspreek in Rotterdam-Centrum voor een mooi moment. „Het vervulde mij met dankbaarheid dat ik mijn ambtelijke werk had mogen volbrengen. Mijn vrouw is mij daarin altijd tot grote steun geweest. Ik heb 6700 keer mogen preken.”

Het aan de zijlijn staan, vindt hij soms moeilijk. „Als ik iets moois heb gevonden in de Bijbel, zou ik dat graag aan meer mensen willen doorgeven. Dat gaat niet meer. Gelukkig krijgen we nog regelmatig bezoek.”

Sinds hij niet meer preekt, vult hij zijn dagen grotendeels met studeren. „Het geeft veel vreugde om daar nu alle tijd voor te hebben. Vroeger was er altijd de druk om de preek op tijd klaar te hebben, daar heb ik nu geen last van.”

In het verleden reisde ds. Korevaar graag, dat is nu afgelopen. Met een glimlach: „Het verste waar ik nu kom, is het einde van de straat. Soms loop ik twee minuten en ben ik al moe. Als ik een keer tot aan het winkelcentrum loop, zeg ik na afloop: „Dank u Heere, dat het ging.””

Ds. Korevaar wil niet somberen, maar over de huidige tijd is hij niet positief. „De afval, de onverschilligheid en de verruwing zijn groot. De onverdraagzaamheid ten opzichte van het geloof verontrust mij. De kerk mag er zijn, maar moet wel haar mond houden, is de huidige tendens.”

Wat zijn advies is aan de kerk van Nederland? „Ze moet doen wat haar taak als kerk is: Gods Woord verkondigen. Sociaal bezig zijn is prachtig, dat verwerp ik niet, maar de kerk moet echt kerk zijn.”

Over zijn eigen toekomst is hij goedsmoeds, vol geloofsvertrouwen. „Ik kan weinig meer, maar ben dankbaar voor wat ik wel kan. Ik ben aan het einde van de rit gekomen.” En dan? „Gods genade en trouw.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer