Wat er omgaat in het brein van de zelfmoordterrorist
APELDOORN – Afgelopen weekeinde werd een koptische gemeente in het Egyptische Alexandrië door een zelfmoordaanslag opgeschrikt. Wat voort soort mensen zijn het die zich in koelen bloede opblazen en wat gaat er in hun hoofd om?
Over de psyche van zelfmoordterroristen bestaan de nodige vooroordelen. Velen menen dat het stuk voor stuk mensen uit de lagere sociale klassen zijn die een uitzichtloos bestaan leiden en zodanig door religieus fanatisme zijn bevangen dat zij zelfs bereid zijn hun eigen leven op te offeren.
Niets is minder waar, stelt de prof. Ariel Merari, hoogleraar psychologie aan de universiteit van Tel Aviv, in zijn vorig jaar verschenen boek ”Tot de dood gedreven. Psychologische en sociale aspecten van zelfmoordterrorisme”. De Israëlische wetenschapper ondervroeg vijftien Palestijnse zelfmoordterroristen die gearresteerd werden voordat ze hun dodelijke daad ten uitvoer konden brengen.
„Geen van hen was militanter dan de gemiddelde Palestijn”, schrijft Merari. „Voor de meesten was hun zelfmoordmissie de eerste kennismaking met terrorisme. Ideologische motivatie heeft van hen geen zelfmoordterroristen gemaakt. De diepgang of intensiteit van hun religieuze overtuiging was niet iets wat hen van andere terroristen onderscheidde.”
In plaats daarvan ontdekte Merari dat de Palestijnse zelfmoordterroristen die hij sprak veel meer door een gevoel van „nationale vernedering” werden gedreven. „Dat was veruit de duidelijkste en sterkste motivatie die zij uitten. Het was geen kwestie van persoonlijk lijden; ze probeerden hun lijdende geméénschap te wreken. Ze brachten gebeurtenissen naar voren die zij op televisie zagen, geen zaken die bij hen persoonlijk waren gebeurd.”
Hoewel zelfgemaakte afscheidsvideo’s vaak het beeld geven van een vastbesloten, door religieus fanatisme gedreven strijder, hapert twee derde van de zelfmoordterroristen ergens tussen het aannemen en het uitvoeren van de opdracht, aldus Merari. Angst voor de dood en bezorgdheid om het lot van hun familie vormen doorgaans de reden van hun aarzeling. Uit bredere studies naar zelfmoordterreur in Israël blijkt dat ruim een derde van de gerekruteerde zelfmoordterroristen voortijdig het bijltje erbij neergooit.
Negen van de vijftien door prof. Merari ondervraagde terroristen gaven openlijk aan dat zij bang waren om een zelfmoordaanslag uit te voeren. Dat zij desondanks de missie op zich namen, heeft volgens de Israëlische psycholoog te maken met het feit dat twee derde van zijn onderzoeksgroepje een afhankelijke persoonlijkheid had, met een neiging tot vluchtgedrag. „Zulke mensen vinden het moeilijk om nee te zeggen tegen figuren met gezag en zullen sneller taken uitvoeren die tegen hun eigen oordeel ingaan. Ze worden ook enorm door de publieke opinie beïnvloed.”
De rest van de ondervraagden was volgens Merari impulsief en emotioneel instabiel. „Dergelijke types zullen sneller vrijwilliger worden, maar in veel gevallen zal hun enthousiasme niet lang genoeg duren om de zaak ook echt door te zetten.”
Overigens komen andere wetenschappers tot uiteenlopende resultaten in hun onderzoek naar de psyche van de zelfmoordterrorist. Robert Pape, directeur van het Chicago Project on Suicide Terrorism, stelt dat de meerderheid van de zelfmoordterroristen uit de goed opgeleide middenklasse afkomstig is. Daar staat een studie uit 2007 naar zelfmoordterrorisme in Afghanistan tegenover. Daaruit blijkt dat 80 procent van de daders een mentale of fysieke afwijking had en uit een kansarm gezin afkomstig was.
De Amerikaanse forensisch psychiater Marc Sageman onderzocht 400 leden van het terreurnetwerk al-Qaida, onder wie een groot aantal potentiële zelfmoordterroristen. Hij constateerde geen noemenswaardige afwijkingen op het gebied van sociale vaardigheden of gedragsstoornissen. Ook was vrijwel niemand uit een lager sociaal milieu afkomstig.
Dat armoede geen rol van betekenis speelt bij de keuze van mensen om een zelfmoordmissie op zich te nemen, stelt ook prof. Alberto Abadie, hoogleraar openbaar bestuur aan Harvard University. Volgens hem is terrorisme, inclusief zelfmoordterrorisme, sterk gerelateerd aan de mate van politieke vrijheid in een samenleving. Vooral staten die een overgang doormaken van een autoritair regime naar een democratisch systeem zijn vatbaar voor terreur, aldus Abadie. „Tijdens een politieke transitie, als de overheid zwak is, geldt vaak beperkte politieke vrijheid. De politieke instabiliteit neemt toe, waardoor omstandigheden worden geschapen waarin terrorisme gedijt.”