Groeten aan Priscilla
In het laatste hoofdstuk van de Romeinenbrief groette Paulus vele mensen die hij kende. De mensen voor wie die groet bedoeld was, zijn allang overleden. Wat moeten hedendaagse Bijbellezers beginnen met zoiets persoonlijks als een groet aan iemand uit het verleden? Een moderne vraag is dit niet. Kerkgangers van Johannes Chrysostomus vonden die groeten al „overbodig.” Die gedachte schrijft althans de kerkvader zelf hun toe. Margaret M. Mitchell van de University of Chicago Divinity School schrijft erover in het Scandinavische tijdschrift Studia theologica (jaargang 64, 2010, aflevering 2).
Chrysostomus vond dat zijn kerkgangers goed moesten beseffen dat „niets in de Goddelijke Schriften overbodig is.” Volgens hem bevat „zelfs een simpele naam een grote zee van betekenis.” Om dat duidelijk te maken hield hij twee preken over Romeinen 16:3 „Groet Priscilla en Aquila.”
De liefhebbers van renwedstrijden, zei Chrysostomus, hebben een uitzonderlijke belangstelling voor de paarden in de competitie. Alles weten zij ervan: namen, rassen, leeftijden, eerdere prestaties. Maar als de vraag aan de orde komt aan welke steden Paulus brieven heeft geschreven, staat bij veel kerkgangers de wagen stil.
„Groet Priscilla en Aquila”: het adres is zeer persoonlijk. Maar volgens Chrysostomus kunnen alle christenen lessen uit de tekst trekken. Zo blijkt Paulus niet alleen interesse te hebben gehad voor de gemeenschap, maar ook voor een enkele vrouw en man die arm waren. Uiterlijke kenmerken van de soort die liefhebbers van paardenwedstrijden zo belangrijk vinden, blijken juist overbodig te zijn. Wat echt telt, is de „adel van de ziel.”
Priscilla en Aquila waren met elkaar getrouwd. Van beroep waren ze tentenmakers. Paulus werkte twee jaren in hun nabijheid. Ook hieraan verbindt Chrysostomus lessen voor christenen. Huwelijk, gezin en ambachtelijk werk staan op geen enkele manier een christelijk leven in de weg. Paulus noemt integendeel Priscilla en Aquila zijn „medewerkers in de Heere” (16:3).
Verder gaat in Paulus’ groet de naam van Priscilla voorop. Volgens Chrysostomus bezat zij een grotere vroomheid dan haar man. Daaraan verbindt de kerkvader onder meer een aansporing. Voor vrouwen is Priscilla een voorbeeld om na te volgen. Voor mannen een stimulans om „niet zwakker dan een vrouw” te zijn. Zo zocht Chrysostomus de algemene betekenis van een persoonlijke groet.
Ook Johannes Calvijn verdiepte zich in Paulus’ Romeinenbrief. Hij schreef er een commentaar over dat in 1540 verscheen. In 1539 publiceerde Calvijn een nieuwe editie van zijn Institutie. Daarin staat ook een verhandeling ”Over het christelijke leven”. Volgens David S. Sytsma is die verhandeling duidelijk beïnvloed door de Romeinenbrief, die Calvijn destijds intensief bestudeerde.
Sytsma, promovendus aan Princeton Theological Seminary, betoogt dit in Calvin Theological Journal (jaargang 45, 2010, aflevering 2). Calvijns verhandeling over het christenleven is in de laatste editie van de Institutie te vinden in de hoofdstukken 6-10 van boek 3. Het gaat hier om zelfverloochening, kruisdragen, de overdenking van het eeuwige leven en de christelijke levenshouding. Sytsma betoogt dat teksten uit de Romeinenbrief, vooral uit de hoofdstukken 5, 8 en 12, hebben doorgewerkt in Calvijns betoog. Daaraan verbindt hij ook een meer algemene veronderstelling. Mogelijk zijn veel toevoegingen in latere edities van de Institutie te verklaren vanuit exegetische studies die Calvijn in de tussentijd had geschreven.
”Radical orthodoxy” is een hedendaagse theologische richting die orthodox wil zijn in lijn met het concilie van Chalcedon (451) dat een belangrijke omschrijving van de leer van Christus’ twee naturen opstelde. Deze orthodoxie waardeert Augustinus en Thomas van Aquino positief. Zij staat afwijzend tegenover moderniteit en seculier denken. De belangrijkste woordvoerder van de radicale orthodoxie is de Britse theoloog John Milbank.
In The Heythrop Journal (jaargang 51, 2010) schrijft Paul Hedges van de universiteit van Winchester een kritisch artikel over Milbanks theologie. Volgens hem is deze te beschouwen „als een continuering van vrijzinnigheid binnen een postmoderne context.” Hedges is niet uit op een verdediging van traditionele christelijke orthodoxie. Hij meent veeleer dat de aanhangers van radicale orthodoxie erbij gebaat zijn hun eigen vrijzinnigheid te onderkennen.
Een van de kenmerken van liberale theologie is het zoeken van aansluiting bij de heersende manier van denken. In de radicale orthodoxie blijkt deze houding volgens Hedges duidelijk uit de aanvaarding van homoseksualiteit. Hedendaagse ideeën winnen het hier van het Bijbelse getuigenis en de traditie. Hedges veronderstelt dat de aanvaarding van homoseksualiteit en Milbanks claim over Jezus als in essentie „een taalkundige en dichterlijke realiteit” genoeg zou zijn geweest voor het concilie van Chalcedon om een veroordeling tegen de beweging uit te spreken.
Aza Goudriaan is universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl