Bewondering voor Volendammers om verwerking ramp
Door de verzengende cafébrand in Volendam, tien jaar geleden, kwamen veertien jongeren om en raakten tientallen personen ernstig gewond. Ook voor hulpverleners waren het ingrijpende tijden. Prof. dr. Robert Kreis, destijds chirurg in het Brandwondencentrum van het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk, vocht voor het leven van de slachtoffers.
„Die nacht, op nieuwjaarsdag 2001, was ik ongeveer een uur na de rampmelding in Volendam. Er was in de ijzige kou verwarring over het aantal slachtoffers. Verbrande jongeren waaierden uit over de dijk. Ze werden huizen binnengebracht om daar gekoeld te worden.
De eerste uren ontbrak het in Volendam aan een centrale regie. Hulpverleners kozen ervoor veel jongeren eerst ter plekke in tenten te behandelen door bijvoorbeeld een infuus aan te brengen, voordat de slachtoffers per ambulance naar een ziekenhuis werden vervoerd. Het nadeel van zo’n eerste behandeling ter plekke is dat het rampterrein zélf gevaren op kan leveren. De wind kan giftige stoffen meevoeren, er kunnen zich gasexplosies voordoen.
In Volendam was het beter geweest als slachtoffers meteen per ambulance naar de ziekenhuizen waren afgevoerd. Anders ligt dat weer bij bijvoorbeeld een treinramp op een afgelegen plek op de Veluwe. Dan is het juist wel goed om eerst ter plekke slachtoffers te helpen.
Gelukkig maakte het ambulancepersoneel in Volendam een eerste selectie van de slachtoffers. Op die manier voorkom je dat iemand met licht letsel in een brandwondencentrum kostbare ruimte inneemt die bedoeld is voor zwaargewonden.
Samen met een anesthesist en een verpleegkundige maakte ik deel uit van een team dat de eerste dagen slachtoffers in diverse ziekenhuizen bezocht. Wij moesten vaststellen in welk ziekenhuis of brandwondencentrum de slachtoffers het beste verder behandeld konden worden.
Bij een ramp als die in Volendam is het van groot belang om slachtoffers meteen systematisch te onderzoeken. Wanneer je je laat afleiden door indrukwekkend ogende brandwonden loop je het risico dat je ander, minder zichtbaar letsel mist. Is er sprake van een hersenschudding omdat een jongere uit het raam van het café is gesprongen? Heeft een slachtoffer een lekkende long door een stuk glas? Dreigt er een dwarslaesie?
Na de ramp kregen we te maken met een groot aantal brandwondenslachtoffers dat dringend beademing nodig had. Dat was volslagen nieuw. We moesten de slachtoffers over een groot gebied onderbrengen, tot in België toe. Gelukkig waren vanwege de feestdagen de intensivecareafdelingen en de operatiekamers in veel ziekenhuizen relatief leeg.
In de ziekenhuizen heerste die eerste dagen de ontreddering. Het was ontstellend en imponerend. De aard van de verwondingen was voor ons niet nieuw, maar het waren zo véél zwaarverbrande jongeren. Kinderen van zestien jaar die eigenlijk tijdens zo’n jaarwisseling helemaal niet in een café horen te zijn. De massaliteit maakte indruk. Uit onderzoek weten we dat die ernstig verbrande gezichten doorgaans een verlammende uitwerking hebben op hulpverleners. Ze raken sneller overstuur en vallen uit hun routine.
Zeker ook voor verpleegkundigen waren het zware maanden. Zij moesten de verbrande jongeren verzorgen en van schoon verband voorzien. Zij werden geconfronteerd met de emoties van de families en zagen boven het bed van de slachtoffers prachtige foto’s hangen van de kinderen vóór de ramp.
Na de ramp voerden we dag in dag uit operaties uit. Het was een constante strijd. Van sommige patiënten was meer dan 50 procent van het lichaamsoppervlak verbrand. Het is essentieel om verbrand weefsel zo snel mogelijk weg te halen. Daarvoor in de plaats moet binnen enkele dagen eigen gezonde huid of andermans huid komen.
Hoofdgevaar bij brandwondenpatiënten is het risico op infectie. Normaal gesproken vormt de gezonde huid een barrière tegen bacteriën. Verbrand weefsel biedt bacteriën de gelegenheid zich te nestelen op het wondoppervlak. Dat kan levensbedreigend zijn. Met speciale zalf proberen we die infecties te voorkomen en te bestrijden.
Bij ernstig verbrande slachtoffers kan de strijd om te overleven weken duren. Infecties vlammen telkens weer op. De onzekerheid duurt voort. Voor behandelaars is dat uitputtend, voor de familie slopend, voor de zwaarverbrande patiënt is het topsport. Vergelijk het met een niet-getrainde fietser die ineens de Tour de France in vier weken moet fietsen. Of met iemand die vanuit het niets plotseling wekenlang zwaar mijnwerkerswerk moet doen.
Met sommige Volendamse slachtoffers heb ik jarenlang contact gehouden. Ze kwamen telkens terug voor bijvoorbeeld wondbehandeling of plastische chirurgie. Littekens hebben de eigenschap dat ze krimpen, daardoor ontstaan misvormingen. Dat betekent dat mensen nog jarenlang behandelingen ondergaan.
Zeker in de westerse wereld zitten mensen met brandwondenlittekens in een ongunstige hoek. Er is veel ellende. Het bijzondere in Volendam is dat de gemeenschap de slachtoffers geweldig ondersteunt en een luisterend oor biedt. Volendamse jongeren zijn haast trots op hun littekens. Ze zijn in het dorp geen eenlingen, dat scheelt. Ze staan gewoon achter de bar in een café. Ik heb daar grote bewondering voor, al zijn er ook fricties en is er verdriet onder jong en oud.
De verwerking van een ramp kan ook anders gaan. Ik denk bijvoorbeeld aan een gasexplosie op een industrieterrein in België. De slachtoffers keerden terug in hun eigen gemeenschap, waar ze met hun littekens vaak een eenling waren. Zij zijn veel slechter af. Als ze ondanks hun overleven toch door eenzaamheid veranderen in een wrak, heeft de samenleving ernstig gefaald.
Uit recent onderzoek blijkt dat van de Nederlandse bevolking, of ze nu wel of geen ramp hebben meegemaakt, ongeveer 5 procent last heeft van een posttraumatische stressstoornis. Wonderlijk genoeg ligt dat percentage in Volendam lager. Al weet ik niet of er in de toekomst onder de getroffenen nog een terugslag komt.”
Cafébrand trekt diepe sporen in Volendam
Op nieuwjaarsmorgen 2001 werd Nederland opgeschrikt door dramatisch nieuws uit Volendam. Kerstversiering die vlam had gevat, veroorzaakte in de nieuwjaarsnacht een verzengende brand in café De Hemel. De opeengepakte massa jongeren kon moeilijk een uitweg naar buiten vinden.
De brand kostte 14 jongeren het leven, zo’n 180 jongeren raakten gewond. Diverse slachtoffers zijn letterlijk voor hun leven getekend.
De brand maakte op velen een onuitwisbare indruk. „Het was een gigantische puinhoop. Horror. Erger dan horror”, zei politieman Mario Hodek daags na de ramp in deze krant. „Jongelui jankten en brulden. Jongelui met vingers die drie, vier keer zo groot leken door de neerhangende vellen. Griezelig. Mismaakte gezichten. Jongens met grote vellen onder hun kin. Gruwelijk. Gruwelijk. Die beelden zie ik nog steeds.”
Later bleek dat er van alles mis was rond veiligheidsmaatregelen. De commissie-Alders stelde in juni 2001 vast er tijdens de brand te veel mensen in het café waren en dat horecabaas en eigenaar Jan Veerman brandveiligheidsvoorschriften aan zijn laars lapte. De kerstversiering hing te laag en was bovendien zeer brandbaar. Nooduitgangen deugden niet.
Veerman werd veroordeeld tot twaalf maanden voorwaardelijke celstraf en een werkstraf van 240 uur. Er werd een akkoord bereikt tussen slachtoffers, Veerman en de gemeente. Onderdeel daarvan was een financiële vergoeding van enkele miljoenen euro’s. Ook is bedongen dat op de ramplocatie geen horecagelegenheid meer komt.
Kritiek had de commissie-Alders in 2001 ook op de gemeente Edam-Volendam. Die verzuimde landelijke regels voor rampenbestrijding na te leven en zag daar soms zelfs bewust van af. Een van de oorzaken was de plaatselijke politieke cultuur, die werd getypeerd door „eigenzinnigheid.” Het rampenplan was niet meer dan een „veredeld telefoonboek.” Burgemeester IJsselmuiden en wethouder W. Visscher stapten op na de forse kritiek op de gemeente.