De drie waren betrokken bij de gebeurtenissen in juli 1995 in het Bosnische plaatsje Srebenica waarbij kort na de verovering door Bosnisch–Servische eenheden vele duizenden Bosnische moslimmannen en –jongens werden vermoord. Het onderzoek naar de massamoord loopt nog steeds. Inmiddels zijn de stoffelijke resten van ongeveer 3000 slachtoffers teruggevonden, minder dan de helft van het geschatte aantal vermoorde moslims uit Srebrenica.

De verdedigers klaagden er donderdag bij herhaling over dat Ruez getuigde zonder er zelf bij te zijn geweest en zijn kennis van de gebeurtenissen van derden heeft, van getuigen van wie de verdedigers de betrouwbaarheid niet kunnen nagaan. De rechters namen kennis van de klachten, maar deelden kennelijk de visie van de verdedigers niet.

Ruez was de eerste rechercheur die de misdaden in en rond Srebrenica onderzocht. Hij werkte sinds april 1995 voor de aanklagers van het Joegoslavië–Tribunaal en werd na de eerste berichten over massaslachtingen naar de regio gestuurd. Hij arriveerde al op 20 juli 1995 in Tuzla en leidde het plaatselijk onderzoek naar de gebeurtenissen tot in 2001. Daarnaast werkte hij samen met de aanklagers onder meer in de zaak tegen generaal Krstic, de eerste en tot dusverre enige persoon die wegens de volkerenmoord van Srebrenica werd veroordeeld. Dat was in 2001.