VS maken slechte start bij wederopbouw Irak
Barbara Bodine was vorige week blij dat ze als een van de eerste Amerikaanse functionarissen in Irak een telefoon kreeg. Maar toen na enkele oproepen het ministerie van Buitenlandse Zaken uit Washington zich meldde op het toestel van de nieuwe ’burgemeester van Bagdad’ met de boodschap dat ze naar haar thuisbasis mocht terugkeren, was ze minder in haar nopjes.
Zo succesvol als de Amerikanen waren in het winnen van de oorlog, zo veel moeite kost hun het winnen van de vrede. Niet alleen Bodine is door Washington teruggetrokken, ook generaal Jay Garner heeft zijn leidende rol verloren omdat hij er niet in slaagde tijdig een overgangsregering in elkaar te zetten.
Bodine erkende dat de Amerikanen -ondanks beweringen voor het begin van de oorlog- „niet wisten waar we ons in begaven” en dat ze steeds achter de feiten hebben aangelopen.
Een oorlog is te winnen met militaire overmacht. Maar voor de (her)opbouw van publieke diensten is blijkbaar meer nodig. Irakezen klagen steeds luider over de wetteloosheid, het gebrek aan elektriciteit, stromend water en telefoonverbindingen. De vuilnis die al weken langs de straat wacht om te worden opgehaald, komt in veel berichten uit Iraakse steden voor. Huisvuil in de felle zon is een eenvoudige graadmeter voor de staat van de overheidsdienst. En de Amerikanen slagen er niet in dit op orde te krijgen.
Generaal Garner was de grote belofte voor de wederopbouw van Irak. Rond deze tijd had hij met leden uit de Iraakse oppositie een overgangsbestuur voor het land willen voorstellen. Maar toen kwamen er ineens berichten dat Washington oud-ambassadeur Paul Bremer een taak in Irak wilde geven. En begin deze week bleek dat Bremer Garner zelfs min of meer moet vervangen. Nog steeds is niet geheel duidelijk wat de positie van beide heren is. Het is niet te veel gezegd dat Washington op dit moment weinig greep op de zaak heeft en aan het schipperen is.
De ontwikkelingen van de laatste weken zijn uiterst pijnlijk voor de Amerikaanse regering. Dat de massavernietigingswapens (nog) niet zijn gevonden, is weinig bemoedigend. Maar dat de bezettende macht niet in staat is vuilniszakken op te halen, moet ronduit frustrerend zijn. Voor het triomfalisme dat het optreden van de regering-Bush een maand geleden kenmerkte, is nu geen plaats meer.
De plannen voor de wederopbouw van Irak zijn begin dit jaar gemaakt onder leiding van de Amerikaanse onderminister van Defensie, Paul Wolfowitz. Steeds heeft de regering-Bush volgehouden dat de wederopbouw even goed was voorbereid als de oorlog zelf. Toch lijkt hij nu vast te lopen.
De Amerikanen hadden ook geen slechte reputatie in het opbouwen van staten. „Zolang de Amerikanen het in 1999 veroverde Kosovo bestuurden, werd de vuilnis opgehaald”, schreef The Wall Street Journal onlangs. „Maar zodra de VN het bestuur overnamen, stapelde het huisvuil in Pristina zich op.”
De Verenigde Naties hadden wel gezorgd voor dure Duitse kraakwagens, maar naar verluidt hadden ze niet de benodigde brandstof begroot, waardoor de dienst niet kon gaan draaien.
Het is ook de vraag hoe haastig de wederopbouw in Irak moet plaatsvinden. Dat er na een oorlog wegenbouwers en timmerlieden nodig zijn om directe schade te repareren, is logisch. Onbekend is echter hoe groot na twaalf jaar sancties de investeringsachterstand is in bijvoorbeeld de industrie, het onderwijs en de gezondheidszorg.
In de Amerikaanse plannen wordt er voetstoots van uitgegaan dat de reconstructie van Irak kan worden betaald uit de olieopbrengsten, die daarom in een speciaal fonds worden gestort. Andere bronnen zeggen echter dat er eerst fors in de olievelden moet worden geïnvesteerd voordat het ’zwarte goud’ daadwerkelijk het land kan bevloeien.
In een internationale krant verschenen eerder deze week „zeven zuurverdiende lessen” voor de wederopbouw van Irak, waaruit blijkt dat er vaak te makkelijk over wordt gedacht. De Zweedse oud-premier Carl Bildt was in de jaren negentig de hoge vertegenwoordiger namens de VN voor de reconstructie van Bosnië. De centrale uitdaging is, schreef Bildt in de International Herald Tribune, niet de wederopbouw, maar de staatsvorming. „De reconstructie van de fysieke littekens van de oorlog is zeker belangrijk en kan veel tijd en geld kosten. Maar het vormen van een bestuurlijke infrastructuur die concurrerende krachten verenigt en enige vorm van orde verzekert, en van een economische structuur die banen en groei oplevert, is veel complexer. De prioriteiten moeten juist worden gesteld.”
Terecht krijgen humanitaire problemen aanvankelijk veel aandacht. Toch is het „gevaarlijk ze op de lange termijn te laten domineren. (…) Het creëren van banen en het vormen van een levendige middenklasse zijn de sleutels voor een stabiliteit op de lange termijn”, aldus Bildt.
De Zweedse oud-premier waarschuwt ervoor niet te haastig te zijn. „Volksopbouw kost meer tijd en middelen dan de meesten aanvankelijk denken. Als de eerste hoge vertegenwoordiger in Bosnië werd mij verteld dat alles binnen een jaar zou worden afgerond. Toen de dwaasheid daarvan werd ingezien, werd een nieuwe periode van twee jaar gesteld. Nu dat al vijf jaar achter de rug is, is de vierde hoge vertegenwoordiger niet minder druk dan de eerste.”