Een dringende opwekking tot geloof
Apologetiek is meer dan ooit nodig, vindt prof. William Edgar, hoogleraar apologetiek aan het Westminster Theological Seminary in Philadelphia. „Verantwoording afleggen van je geloof is zelfs een bijbelse opdracht.”
De hoogleraar is enkele dagen in Nederland voor spreekbeurten in verband met het onlangs opgerichte apologetisch centrum in Den Haag. Hij spreekt vanaf vandaag in Utrecht, Kampen en Den Haag. Daarna reist hij af naar het Franse Aix-en-Provence, waar hij tien jaar hoogleraar apologetiek was.
„Apologetiek staat in de lijn van de gehele Schrift”, zegt Edgar. „We hebben het geschreven Woord, opdat we zouden geloven. Oorspronkelijk heeft de term apologetiek de betekenis van een verantwoording voor een gerechtshof. Zij heeft het karakter van verdediging van het het christelijk geloof tegenover vijanden, maar ook van uiteenzetting en aanbeveling. Apologetiek wil dan hetzelfde zeggen als het bespreekbaar maken van het geloof en staat feitelijk gelijk aan evangelisatie.”
Eeuwenlang genoot apologetiek grote populariteit, maar in de twintigste eeuw is deze flink gedaald. Als grote verantwoordelijke daarvoor noemt Edgar Karl Barth. „In zijn verzet tegen de liberale theologie en tegen de theologie van Schleiermacher heeft hij gesteld dat de Bijbel met zijn eigen autoriteit komt. Hij moest niets hebben van reductie van het christelijk geloof tot religie. Het ging hem om de proclamatie van de genade in Christus. Daarvoor kunnen rationele hulpmiddelen volgens hem niets betekenen.”
Amerika daarentegen kende een opleving van de apologetiek, die zich uitte in drie verschillende scholen. „In de eerste plaats was er de klassieke apologetiek. Dat had te maken met de herleving van het thomisme, dat zich bezig hield met het harde bewijs van het bestaan van God. In de tweede plaats had je het evidentionalisme, gericht op het zoeken van evidente bewijzen voor Zijn bestaan. In de derde plaats was er de beweging van het presuppositionalisme. De pionier daarvan in Europa was Groen van Prinsterer. Hij wees op de geestelijke achtergrond van filosofische stromingen en maatschappelijke bewegingen, zoals die naar voren kwam in de geest van het ongeloof.
Cornelius van Til is een vertegenwoordiger van deze laatste richting. Prof. Edgar toont zich een duidelijke leerling van Van Til. Hij is de opvolger van Robert Knudsen, die weer de opvolger van Van Til was.
De kern van Van Tils denken is volgens Edgar door en door gereformeerd. „Een van de kenmerkende gereformeerde leerstellingen is die van de soevereiniteit van God. Dat was ook het uitgangspunt van Van Til.
Hij had verder veel aandacht voor de gevolgen die de zonde heeft voor het denken. De Heilige Geest moet het denken van de mens verlichten, wil hij vatbaar zijn voor de openbaring in Christus.
Dit aspect van zijn gedachtegoed zinde veel Amerikanen niet. Amerikanen spreken gemakkelijk over God en over burgerlijke godsdienst en leggen vooral de nadruk op de vrije, menselijke wil. Typerend voor veel Amerikanen is hun baptisme en arminianisme.”
Van Til sloot deze weg juist af, aldus Edgar. „Hij kritiseerde een te grote openheid naar ongelovigen. Er is voor hem geen neutraal gebied waarop ongelovigen en gelovigen elkaar kunnen vinden.
Zowel rechts als links was weinig ingenomen met Van Tils denken. Hij keerde zich aan de rechterzijde tegen het pure evidentialisme, in de zin van: als je maar genoeg feiten hebt, dan zul je wel geloven. Daar tegenover beklemtoonde hij dat wij zijn zondaren zijn en de Heilige Geest nodig hebben voor de vernieuwing van ons denken.
De linkerkant vond Van Til eigenlijk een fideïst, iemand die zich uiteindelijk alleen beroept op het geloof en op de openbaring in Christus.
Van Til plaatste de apologetiek in het kader van de schepping en algemene openbaring. Barth geloofde niet in een algemene openbaring. Het standpunt van Van Til is theologisch goed doordacht en staat ook open voor filosofische en culturele vragen. Zijn benadering is ook vrij eenvoudig, praktisch en concreet.”
Apologetiek is meer dan ooit actueel, vindt Edgar. „De opdracht om het geloof te verantwoorden was altijd al de taak van de kerk, maar is nu des te meer nodig omdat modernisme en postmodernisme de christelijke boodschap aanvallen. Het modernisme vertrouwt te veel op de rede, het postmodernisme wantrouwt alle grote systemen.
Van Til laat zien dat het ongeloof altijd gebruikmaakt van rationele en irrationele elementen. Er komt dankzij hem ook meer oog voor de innerlijke dynamiek van het ongeloof. Waarom geloven mensen niet en wat zijn hun vooronderstellingen? Waar komt dat seculariserende denken vandaan?
Apologetiek wil voor mij zeggen dat je de ander probeert te overtuigen van de waarheid van het Evangelie. Je nodigt mensen uit om te geloven. De uiteindelijke overtuiging werkt de Heilige Geest, maar zelf ben je een middel in dienst van deze Geest.
Bovendien zijn apologetische geschriften ook goed voor de gelovige, omdat ze zijn geloof kunnen versterken. Toen ik geen christen was, werd ik door zulke geschriften niet overtuigd, maar na mijn bekering heb ik er wel veel profijt van gehad.”
Het is volgens de Amerikaanse hoogleraar moeilijk om een evenwichtig standpunt in te nemen ten aanzien van de apologetiek. „De rede moet je gebruiken, maar ook weer niet al te prominent.”
Edgar heeft veel bewondering voor mensen als Hans Rookmaker en Francis Schaeffer, al vindt hij dat de laatste soms te rationalistisch te werk gaat. „Ik voel me vooral verwant met Luther en Calvijn, die de rede hebben beschouwd als een instrument in dienst van het geloof. Van Van Til heb ik geleerd dat de rede hervormd moet worden. Wedergeboorte heeft ook alles te maken met de vernieuwing van ons denken.”
vraag (u14(Hoe komt het dat het vak apologetiek in Amerika populairder is dan in Europa?
„Amerikanen zijn minder kritisch naar de rede dan Europeanen. Ze zijn ook vrij optimistisch. Maar ook is waar dat veel Amerikaanse christenen toch een soort van minderwaardigheidcomplex hebben. Evangelicalen bijvoorbeeld hebben lange tijd het gevoel gehad dat hun geloof geen verband hield met de rest van het leven. Apologetiek helpt hen om dat verband wel te zien.
Het gevaar is nu dat christenen te onkritisch het wapen van hun tegenstanders, de rede, overnemen. Dat werkt in hun nadeel.
In Europa is de scepsis ten opzichte van apologetiek veel groter. In de theologie heeft dat te maken met de invloed van Barth. Maar ook afgezien daarvan kun je zeggen dat Europeanen afkerig zijn van elk samenhangend systeem. Ze zijn pragmatisch.
Toch zie je het tij in dit werelddeel voorzichtig keren. In Frankrijk is er een opvallende herleving van het humanisme tegenover alle afbrekende stromingen, zoals het destructionalisme. Er kunnen nu weer openlijk algemene uitspraken gedaan worden over de waarheid, en daar kan de apologetiek op inspringen.”