„Specialisatie ambt geen oplossing”
Her en der vallen pleidooien te beluisteren voor een specialisatie van het predikantschap. Dr. J. D. Th. Wassenaar onderstreepte donderdag tijdens de Noordmansdag de wezenlijke roeping van de dominee. „Hij moet voor alles dienaar des goddelijken Woords blijven.”
„Met het oog op de problemen inzake het predikantschap zou Noordmans niet een oplossing zoeken in een gematigde specialisatie of wat ook. Bij de bezinning op de ambtelijke taakstelling zou hij pleiten voor het ruimte bieden aan de kerntaken van prediking, pastoraat en catechese”, aldus Wassenaar, predikant van de hervormde gemeente Workum en de SoW-gemeente It Heidenskip. De Noordmansdag 2003 werd belegd door de Stichting Vrienden van Noordmans, in samenwerking met de kerkelijke opleiding vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk aan de Universiteit Utrecht.
Hoezeer dr. Oepke Noordmans (1871-1956) ook met de vraag naar de persoon en het beroep van de predikant is bezig geweest, volgens dr. Wassenaar gaat het hem niet in de eerste plaats om talent, maar om volmacht. Hij citeerde een preek die Noordmans hield bij zijn 40-jarig ambtsjubileum: „Prediken is meer dan het opzeggen van bijbelteksten en het reciteren van de catechismus. Het is een werk dat van Christuswege geschieden moet, met volle overtuiging, met gezag, met oplegging van waarheid, met aanzegging van oordeel over ongeloof, met beslag op de harten.”
Dr. Wassenaar wierp de vraag op of de door Noordmans bewandelde weg aan het begin van het derde millennium geen kwestie van „restauratie” is. Maar hij beantwoordde deze ontkennend. „Veeleer gaat het om concentratie. De vraag is wat de eigenlijke opdracht van de predikant is. Voor Noordmans was het antwoord op die vraag duidelijk: de verkondiging van het Evangelie.”
Terugblikkend op de geestelijke moeilijkheden die Noordmans als beginnend dominee voelde, zei hij: „Gelukkig als ze niet als sneeuw voor de zon verdwijnen, als het ambt niet een routine wordt, een gemakkelijk, luchthartig, een beetje brutaal uitgeoefende betrekking, waarin men succes heeft. Gelukkig als er iets van de schroom van de eerste dag overblijft, als men de spanning tussen ambt en persoon blijft gevoelen. Maar wel moet het ambt, Christus, wassen en wij moeten minder worden (Joh. 3:30). Het zijn geen particuliere meningen die wij verkondigen. Het is de boodschap der kerk, van de gemeenschap, de leer der apostelen en profeten. Het is het Woord Gods uit de Heilige Schrift. Het is het Evangelie van Christus Jezus.”
Noordmans had tegelijkertijd scherp oog voor de maatschappelijke uitzonderingspositie waarin dominees terecht kunnen komen en voor een al te persoonlijke benadering van het ambt, liet dr. Wassenaar, gepromoveerd op Noordmans, zien. Graag gebruikt de theoloog dan ook de woorden van Calvijn om de nederige positie van deze ambtsdrager aan te duiden: „mannetje uit het stof verrezen.”
In zijn artikel ”Gemeenschap en persoonlijkheid” (1919) richtte Noordmans zich tot zijn collega’s: „Wij handhaven ene persoonlijke manier van leven. Wij zijn de laatsten die in de beweging van arbeid en loon worden ingetrokken; de laatsten die een vakvereniging hebben opgericht. Dit alles hebben wij gedaan ter wille van de humaniteit; om buiten het drijven en de machinerie van het hedendaagse bedrijfsleven te blijven. (…) Deze houding vertoont nog sporen van celibaat. Ze is klerikaal. Klerikalisme is echter verkorte humaniteit.” Noordmans, betoogde de hervormde predikant uit Workum, vindt dat de dominee „in een persoonlijke, kwalitatieve verhouding tot het geheel (de gemeente, red.) moet staan. Dan kan hij ”iets van middelaarswerk” doen. Een middelaar moet de mensen in alles gelijk worden, uitgenomen de zonde.”