Ros: Kunst drukt het tijdseigene uit
Het beeld dat studenten aan de kunstacademie maar wat aanrommelen klopt niet. Wim Ros uit Maartensdijk, hoofd van de afstudeerrichting interieurarchitectuur aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag: „Mijn studenten werken hard, vaak meer dan vijftig uur per week.”
Ros (1951) volgde een opleiding tot interieurarchitect en meubelontwerper. Hij studeerde aan wat tegenwoordig de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht (HKU) is. Daarnaast volgde hij de postacademische studie industriële vormgeving in Den Haag. Sinds 1980 heeft hij een ontwerppraktijk voor interieurarchitectuur en meubelontwerpen. Recent ontwierp hij de kast van het nieuwe orgel van de gereformeerde gemeente te Gouda.
Het onderwijs aan de kunstacademies is niet meer zoals vroeger, constateert Ros, die eerder docent was aan de christelijke kunstacademie in Kampen. „Uiteraard, de kijk op het vak verandert met de tijd mee. Toen ik studeerde stond bij het ontwerpen het functionalisme centraal. Nu ligt de nadruk sterk op de beleving, op de vraag hoe men zijn omgeving ervaart en hoe de ontwerper dit als het ware regisseert. Studenten krijgen dan ook andere opdrachten dan dertig jaar geleden.”
Wat typeert het huidige kunstonderwijs?
„De opleidingen zijn niet zozeer productgericht, toegespitst op het maken van foto’s of schilderijen. Studenten leren vooral hoe ze als ontwerper of als kunstenaar op een authentieke en zinvolle manier een plek in de wereld kunnen vinden en kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het vak. Ze moeten zoeken naar wat bij hen past, welke waarden ze willen nastreven en op welke manier ze zich kunstzinnig of ontwerpend willen uitdrukken.
Wij willen dat studenten aan de Koninklijke Academie opgeleid worden tot zelfstandige en zelfbewuste kunstenaars. Ze moeten een onderzoekende instelling hebben, nieuwsgierig zijn, werk met een eigen identiteit kunnen maken en kunnen aangeven wat de betekenis van hun werk voor de maatschappij is. Elke afgestudeerde heeft bij ons een eigen collectie opgebouwd en een scriptie op niveau geschreven. Ik ken geen ander type hbo-opleiding waarbij studenten zo veel moeten produceren om het gewenste niveau te halen.
Kenmerkend voor de kunst van onze tijd is overigens dat alles mag. Op figuratief schilderen rust bijvoorbeeld geen taboe meer, zoals dat eerder het geval was. Afhankelijk van de richting die de student inslaat, is alles mogelijk. We moedigen iedere vorm van experiment dan ook aan.”
De klacht is dat het ambachtelijke aspect uit het kunstonderwijs is verdwenen.
„Dat is niet terecht, want daar is nog steeds aandacht voor. Maar vaardigheden ontwikkel je op grond van de vraagstelling die je hebt. Het heeft geen zin om dat op voorhand te doen, om daarna weer allerlei zaken af te moeten leren. Waar zou je trouwens beginnen? Er zijn zo veel manieren, materialen en mogelijkheden om een kunstwerk te maken, en daarbij spelen de nieuwe media een steeds belangrijker rol. Waarom zou je alleen met verf op doek schilderen als er ook zo veel totaal andere mogelijkheden zijn? Aan de Koninklijke Academie stellen we bij alle opleidingen overigens wel het tekenen centraal. Dat blijft hét middel om je in beelden uit te leren drukken. Het is een van de kernen van ons kunstonderwijs.”
Zou elke kunstenaar niet klassiek geschoold moeten zijn, om pas daarna nieuwe wegen in te slaan?
„Waarom zou dat moeten? Kunst is uitdrukking van het tijdseigene. Het heeft geen zin om iets zomaar nog eens te herhalen. De rol van de theorie, inclusief de kunstgeschiedenis, is erg belangrijk in ons onderwijs. De student moet zich leren verstaan tot de –ook recente– geschiedenis en de opvattingen die daaraan ten grondslag lagen. Ik kan me niet voorstellen dat een kunstschilder niet beseft dat hij in een traditie schildert, waardoor de meesters uit het verleden in zekere zin met hem meeschilderen.
Maar het is onzin om de praktijk bij de renaissance te laten beginnen. De vraag die een kunstenaar zich moet stellen is wat hij kan toevoegen, wat bij deze tijd hoort. Hij moet goed weten wat hij wil bereiken, wat hij wil uitdrukken. Daarvoor dient hij over de juiste kennis te beschikken, hij moet artistiek vaardig zijn, maar vooral over een sterk ontwikkeld kritisch vermogen beschikken. En dan blijkt vanzelf welke technieken hij nodig heeft om het beoogde kunstwerk te realiseren en daar een volstrekt authentieke vorm aan te geven. Neem bijvoorbeeld fotografe Rineke Dijkstra. Elke foto van haar is echt Rineke Dijkstra. Ze zoekt steeds precies de uitdrukking die ze hebben wil. Dat is voor een kunstenaar belangrijk. Het gaat erom dat studenten zich realiseren dat ze aan een oeuvre moeten werken waarin hun identiteit tot uitdrukking komt.”
Wat betekent dat voor het kunstonderwijs?
„Kunstonderwijs is altijd inclusief. Alleen de tijd verloopt lineair, maar artistieke processen verlopen simultaan. Dat betekent dat je als kunstenaar met een proces bezig bent dat een eigen dynamiek kent. Studenten stellen zich doelen die bereikt moeten worden, zonder dat ze van tevoren weten wat de uitkomst is. Ik heb een student gehad die een tafel van beton wilde maken. Hij had ontdekt dat je bijna droog beton min of meer kunt vouwen. Door het ontwikkelen van een eigen en ongebruikelijke techniek was hij in staat de tafel door middel van het manipuleren van plastic folie te modelleren. Dat ging natuurlijk niet in één keer goed, maar uiteindelijk slaagde hij erin een tafel te maken met een prachtig gladde huid. Een andere student maakte een bijzondere kast door een techniek te ontwikkelen waarbij purschuim als rijzend brood in een mal vorm kreeg. De ruimte in de kast ontstond doordat hij losse dozen van tevoren in de mal plaatste en deze als uitsparingen in het purschuim overbleven. Wie verzint zoiets? Een jongen die zich dit ten doel gesteld heeft. Ik zie dat als woekeren met je talenten.”
Kunst is dus meer dan alleen een concept?
„Het idee is het uitgangspunt. Daarna volgt het proces van materialisatie of visualisatie. Dat tot het eind toe volhouden is de kunst. De technische problemen die je onderweg tegenkomt, zul je zelf moeten oplossen. Vergelijk het maar met een wetenschappelijke hypothese. Die wordt in de praktijk getoetst en dan blijkt of hij houdbaar is.”
De gereformeerde gezindte heeft niet veel op met moderne kunst. Hoe verklaart u dat?
„Voor een deel is er sprake van vrees voor het onbekende, voor de invloed van de wereld. Misschien speelt ook de bevestiging van het eigen gelijk mee. Waar ik moeite mee heb is dat mensen oordelen zonder kennis van zaken. Je hoeft niet alles mooi of goed te vinden, maar moderne kunst categorisch afwijzen komt voort uit onkunde. Je kunt niet doen alsof het allemaal niets voorstelt. Laat de dingen maar op je afkomen, dan kun je er daarna een kritische maatstaf langs leggen. Paulus had ook zo’n open houding: hij pakte op de Areopagus de Grieken in met hun eigen cultuur.
Een defensieve houding draagt niets bij. Dan ontgaat je veel schoonheid. Bovendien is kunst uiting van de cultuur waarin we leven, we ontkomen er dus ook niet aan. Kunst, en ook eigentijdse en moderne kunst, doet iets met je. Maar dat geldt ook voor andere aspecten van onze cultuur, zoals onze vakanties, onze auto’s. Reformatorische christenen zijn vaak heel eigentijds, behalve als het om kunst gaat.
En waarom moet er altijd meteen een morele saus over moderne kunst worden gegoten? Picasso had gewoon heel veel plezier in het schilderen, hij kon z’n handen niet stilhouden. Dat is toch fantastisch?”