Buitenland

Hoge inflatie kan Chinese machthebbers duur komen te staan

APELDOORN – Steeds duurder wordt het leven voor Chinese burgers. Ondanks diverse tegenmaatregelen door de machthebbers in Peking zijn de vooruitzichten voor volgend jaar niet beter. Grootschalige sociale onrust lijkt daarmee onvermijdelijk.

23 December 2010 22:08Gewijzigd op 14 November 2020 13:02
Een marktkoopman in de straten van de stad Qingdao, in de Oost-Chinese provincie Shandong, stalt zijn uien uit voor de verkoop. Foto EPA
Een marktkoopman in de straten van de stad Qingdao, in de Oost-Chinese provincie Shandong, stalt zijn uien uit voor de verkoop. Foto EPA

De prijzen van consumptiegoederen voor dagelijks gebruik stegen dit jaar in China met 5,1 procent. Grootste aanjager is voedsel, dat in prijs met 12 procent omhoogging. Fruit kost zelfs 28 procent meer dan vorig jaar. Vooral de arme bevolking, Chinezen die minder dan 1000 yuan, zo’n 112 euro, per maand verdienen, wordt door deze prijsstijgingen zwaar getroffen. Zij geeft rond de 60 procent van het inkomen aan voedsel uit (gemiddeld ligt dat in China op 40 procent).

Een andere opvallend dure sector is de woningmarkt. Als gevolg van overijverige speculanten is die markt zwaar overspannen. Zo zijn huizen in de grote steden zeker met 30 tot 50 procent overgewaardeerd.

Over de oorzaak van de Chine-se inflatie is iedereen het eens: er is in dit land te veel geld in omloop. Toen in 2008 de Chinese regering met een rigoureus stimuleringsprogramma kwam om de door de financiële crisis getroffen economie op gang te houden, oogstte ze wereldwijd lof voor de voortvarendheid waarmee dat gebeurde. Om het doen van investeringen te stimuleren én de binnenlandse consumptie op te schroeven, pompten banken enorme hoeveelheden geld als kredieten in de samenleving. Vorig jaar ging het om een bedrag van zo’n 1000 miljard euro; dit jaar rond de 850 miljard euro. Veel van dit geld kwam in handen van speculanten die er bijvoorbeeld op de onroerend goedmarkt wel raad mee wisten.

Intussen ligt grootschalige sociale onrust over het almaar duurder worden van het levensonderhoud in China op de loer.

Om het tij te keren zijn de beleidsmakers in Peking druk in de weer met het verzachten van het leed van de armen. Zo zijn er inmiddels prijscontroles voor marktkooplui en winkels van kracht. De prijzen voor olie, melk en ander basisvoedsel zijn bevroren – ook grote supermarktketens moeten zich daaraan houden. Een geplande verhoging van de brandstofprijzen werd uitgesteld en ook de prijs van steenkool –nog altijd de belangrijkste brandstof in de huizen– is nu aan een maximum gebonden. Verder is er een lijst van 174 medicijnen in omloop gebracht waarvan de prijzen met bijna 20 procent zijn gereduceerd. Huisartsen en ziekenhuizen dienen zich daaraan te houden.

Van structurelere aard is de poging van de Chinezen om de geldstroom die sinds 2008 als krediet de staatsbanken verlaat, in te dammen. Zo zijn staatsbanken verplicht hun geldreserves te vergroten (en geen geld meer uit te geven). Verder sloot Peking onlangs honderden illegale banken die ook hun steentje bijdroegen aan de geldtoevoer. En lokale en regionale besturen worden door de centrale autoriteiten geprest minder te lenen voor de bouw van tal van infrastructurele projecten – maar het verzet van die kant is groot.

Datzelfde is het geval rond een andere maatregel om oververhitting van de Chinese economie en de daaruit voortvloeiende inflatie tegen te gaan: verhoging van de rente. Staatsbedrijven die de afgelopen jaren fiks geld hebben geleend, zitten daar niet op te wachten, en dat geldt ook voor projectontwikkelaars en bouwbedrijven, twee sectoren die vaak ook nog eens nauw zijn verbonden met lokale en regionale bestuurders. Via de partij kunnen deze laatsten Peking onder druk zetten om zulke impopulaire maatregelen af te zwakken.

Managers binnen de exportindustrie weten de weg naar Peking ook te vinden om een andere afkoelmaatregel van tafel te houden: het fiks opwaarderen van de Chinese munt. China staat onder grote internationale druk om daartoe over te gaan, teneinde zo het eenzijdige exportkarakter van zijn industrie te corrigeren, maar die druk levert vooralsnog weinig indrukwekkends op. Het argument vanuit Peking is steevast dat dan tal van exportbedrijven failliet zullen gaan en miljoenen werknemers op straat zullen komen.

Intussen zijn de inflatieprognoses voor volgend jaar niet positief; volgens deskundigen zal ook dan het stijgingsniveau op 5 procent liggen. Een factor die gaat meespelen, naast het al genoemde dralen om structureel die inflatie aan te pakken, zijn hogere looneisen van arbeiders in de industrie, mogelijk geworden vanwege een groeiend tekort aan werknemers.

Alles lijkt erop dat China aankoerst op onverminderd hoge economische groei en een hardnekkige inflatie. Peking wijst er ter verontschuldiging fijntjes op dat een lagere groei gevolgen zal hebben voor de mondiale economie. Zou volgend jaar de 9,7 procent groei van dit jaar afzwakken naar 8,6, dan gaan de landen rondom China dat voelen. Zakt dat percentage nog verder, naar 5 procent bijvoorbeeld, dan krijgen de Aziatische economieën het zelfs zwaar te verduren. Ook elders in de wereld zullen de talloze leveranciers aan en investeerders in de Chinese reus klappen voelen. De keerzijde van ongeremde groei is dat als gevolg van blijvende prijsstijgingen en verdere verpaupering van de armen grootschalige sociale onrust op de loer ligt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer