In memoriam: B. J. Mulder-Gemmeke (1922-2010)
DEN HAAG – In een ijskoude, stormachtige nacht sprong ze bij het Zuid-Hollandse Nieuwkoop uit een Engelse bommenwerper. B. J. Mulder-Gemmeke (88), de maandag in Den Haag overleden ridder in de Militaire Willemsorde, was voor geen kleintje vervaard.
„Ik was zó kwaad op de moffen, dat ze hier gewoon binnenkwamen, het land bezetten, de mannen probeerden weg te halen en de Joden vervolgden. Ik bedoel: het was ons land niet meer. Ik was gewoon kwaad”, verklaarde ze in een van de schaarse interviews die ze gaf.
Na de bijna 94-jarige H. G. de Jonge was Brunita Josepha (Jos) Mulder-Gemmeke in ruim een week tijd de tweede ridder in de Militaire Willemsorde (MWO) die overleed. Slechts twee vrouwen werden geëerd met deze hoogste militaire onderscheiding. Behalve Mulder was dat prinses Wilhelmina.
Voor Mulder kwam het als een volslagen verrassing. „Ik dacht: Wat hoor ik toch in de tuin. Allemaal mensen met fototoestellen. Toen hoorde ik van die journalisten dat ik de MWO had gekregen. Het was al op de radio geweest. Nadat ik door koningin Juliana tot ridder geslagen was, kreeg ik ook van de andere ridders een slag. Van prinses Wilhelmina zo’n krachtige klap dat ik bijna omviel.”
Mulder was voorzitter van het Kapittel van Ridders in de Militaire Willemsorde. De groep slinkt; alleen Marco Kroon is nieuwe aanwas. „Als er nieuwe ridders bijkomen, betekent dat dat er strijd is. Ik heb liever geen ridders, maar vrede”, zei Mulder. Met haar (derde) echtgenoot Joop, die 82 oorlogsvluchten had gemaakt, vormde ze het enige paar waarvan beide echtelieden ridders in de Militaire Willemsorde waren.
Jos Gemmeke (schuilnaam Els van Dalen) begon haar verzetswerk met het typen, stencillen en verspreiden van de illegale krant Je maintiendrai, waarvan ze medeoprichtster was. Later vervoerde ze radiozenders en andere materialen die vanuit Engeland werden verstuurd. „Ik vertrouwde niemand en deed alle acties liever zelf, zonder tussenpersonen.” Tijdens controles in de trein kroop ze soms door het oog van de naald.
In oktober 1944 fietste Gemmeke door de vijandelijke linies naar Brussel met informatie over het verzet en over de lanceerplaatsen van de V1’s en V2’s. De microfilms met gegevens zaten verstopt in haar schoudervulling en achter het spiegeltje van haar poederdoos. De enige verbinding was de brug over de Maas bij Heusden. Die werd door de Duitsers zwaar bewaakt. „De brug werd beschoten door een Engels squadron. Terwijl de Duitsers van de brug vluchtten, zag ik mijn kans schoon en fietste tussen de beschietingen door de brug over. Ik kreeg nog een granaatscherf in mijn achterband.”
Vanuit Brussel ging ze naar Engeland, omdat dat de enige manier was om zo snel mogelijk naar Nederland te kunnen terugkeren: prins Bernhard vond het te gevaarlijk dat ze terugging door de frontlinie bij de grote rivieren. „Koningin Wilhelmina vroeg of ik haar secretaresse wilde worden, maar ik wilde terug.”
Na een opleiding tot geheim agent werd ze op 10 maart 1945 gedropt, tegelijk met kisten vol wapens, zenders en de eerste penicilline die Nederland bereikte. „Ik droeg allerlei geheime informatie op mijn lichaam, en 100.000 gulden voor het verzet. Vanwege het weer vloog het vliegtuig te laag boven de weilanden. Daardoor kon ik geen goede sprong maken en kwam heel hard op mijn rug terecht in een slootkant.” Haar rug werd permanent beschadigd. „Bij iedere pijnscheut word ik aan die sprong herinnerd.” Door het slootwater kreeg ze een infectie; ze genas met behulp van haar eigen penicilline.
Na de Bevrijding wilde ze haar gewone leven weer oppakken en verbrak daarom alle contacten met andere verzetsmensen. Tijdens een oorlogsherdenking ontmoette ze echter een luchtmachtmilitair. Hij werd haar derde echtgenoot. Later ontdekten ze dat het zijn squadron was dat de brug bij Heusden beschoot toen ze die overstak. Ze overleefde het ternauwernood.