De land- en tuinbouw laat volgens genoemde instantie een herstel zien, na hard te zijn geraakt door de kredietcrisis en de daaropvolgende recessie. Het gemiddelde inkomen per bedrijf stijgt van 38.000 euro in 2009 tot naar verwachting 65.000 euro in 2010. Van een verbetering van de resultaten is met name sprake onder de melkveehouders en de glastuinders.

Het herstel valt vooral toe te schrijven aan de hogere prijzen voor producten. Die stijging houdt verband met de economische opleving en de daardoor toenemende exportmogelijkheden.

Voor een deel zijn de hogere prijzen ook het gevolg van een kleinere dan wel nauwelijks toegenomen productieomvang, aldus het LEI.

Er zijn tussen de sectoren grote verschillen in inkomensontwikkeling. Zo blijft dit jaar in de varkenshouderij het inkomen laag. Fokvarkensbedrijven zien het inkomen dalen door lagere biggenprijzen, terwijl de inkomens van vleesvarkensbedrijven hierdoor juist hoger worden.

De pluimveesector noteert zelfs inkomensdalingen. Daarbij moet echter worden aangetekend dat voor leghennenhouders 2009 een topjaar was door de schaarste aan eieren, onder invloed van de verplichte omschakeling van kooibedrijven in Duitsland.

Het inkomen van akkerbouwers stijgt doordat de prijzen van enkele belangrijke gewassen hoger zijn dan vorig jaar. Dit geldt voor poot- en consumptieaardappelen en granen, en daardoor ook voor zetmeelaardappelen. De voor 2010 geraamde rentabiliteit van de akkerbouw is uitzonderlijk hoog in vergelijking met het gemiddelde van de afgelopen jaren.

De laatste jaren daalde het aantal land- en tuinbouwbedrijven met ongeveer 3 procent per jaar. Volgens voorlopige uitkomsten van een telling van het Centraal Bureau voor de Statistiek is die daling in 2010 opmerkelijk lager. Mogelijk vanwege de kredietcrisis, waardoor de verkoop van bedrijven en grond stagneert.

In de glastuinbouw zijn de investeringen dit jaar gedaald, terwijl de varkenshouderij, de leghennensector en de akkerbouw juist stijgingen melden.