Leven en dood
Markus 2:17
„Die gezond zijn, hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn.” Gelijk het leven zeer aangenaam en liefelijk is, is de dood in zichzelf hatelijk en verschrikkelijk. Dat gaat vast op. Zie maar dat in alle strijdige zaken de een zozeer bemind als de ander gehaat wordt. Geen dingen kunnen tegenstrijdiger zijn dan leven en dood. Omdat de dood een verderving en een vernietiging is van het leven, moet noodzakelijk volgen dat de dood zozeer gehaat en vermeden wordt als het leven bemind en gezocht wordt.
Konden de doden spreken en was de planten een tong en de beesten een bescheiden taal gegeven, zij zouden samen getuigen dat zij geen ding zo node verliezen als hun leven. Omdat ze niets beters hebben. De mens is in plaats van duizend getuigen. Al kon zijn tong niets zeggen, zijn werken roepen het uit dat hem niets zo dierbaar is als het leven en niets zo hatelijk is als de dood. Komt er geweld van vijanden, hij slaat alarm en neemt wapenen om zich te beschermen. Is het ongeoorloofd de strijd te voeren, dan kiest hij het hazenpad. Komt er kou in de lucht, dan neemt hij kleren om zich te dekken. Krijgt hij honger of dorst, hij ziet om naar voedsel om zich te onderhouden.
Jacobus Borstius, predikant te Rotterdam
(”Geestelijke geneeskunst”, 1655)