Kerels van de zee
Ferme jongens, stoere knapen. En later de schri-hihhih-hihhik der zee. Zeehelden maken deel uit van Nederlands nationale trots. Roemruchte daden van mannen met zout en staal in hun bloed. Op het water stonden we ons mannetje, en dat vergoedde soms wat te land minder fabuleus uitpakte.
Historicus drs. Graddy Boven, sinds 1994 conservator van het Marinemuseum in Den Helder, stelde een kleurrijk lees- en kijkboek samen dat laat zien hoe de vaderlandse zeehelden in de loop der tijden zijn afgebeeld. Eerder schreef Boven boeken over onderzeeërs en andere schepen, over de admiraals Michiel de Ruyter en Piet Hein en over marinefotograaf Chef Kreuger.
Zijn nieuwe boek toont werk van illustratoren als Carel Christiaan Anthony Last, J. H. Isings, Charles Rochussen, Joh. C. Braakensiek, Tj. Bottema, Reint T. de Jonge en Arne Zuidhoek.
Ze komen allemaal voorbij, de stoere zeehelden, mannen van stavast. Willem van der Marck, die als watergeus Lumey Den Briel innam. En later had je Jacob van Heemskerck, Witte de With –alleen de naam al–, Cornelis en Johan Evertsen, Maarten en Cornelis Tromp, Piet Hein –zijn daden waren groot–, Michiel de Ruyter –zijn daden waren haast nog groter–, maar ook Van Speijk, die zijn schip deed exploderen, en –veel recenter– Karel Doorman: „Ik val aan. Volg mij!”
Vlootvoogden van wie verschillenden grote betekenis hadden voor de lage landen aan de zee. Ze staan er manhaftig bij, admiraalsstaf in de knuist, andere hand in de zij. Mannen om je aan te spiegelen. „Daar staat Hollands admiraal…”
Er kwamen schilderijen, gravures, schoolplaten, en ook in boeken van auteurs als J. Stamperius, Joh. H. Been, K. Norel (in dit boek Karel genoemd, maar hij heette Klaas) en Jaap ter Haar werd het roemrijke verleden vastgelegd – en soms uitvergroot. Over trots op Nederland gesproken.
De beroemde tekenaar J. H. Isings krijgt van de auteur een afzonderlijk hoofdstuk. De illustraties uit ”De drie matrozen van Michiel de Ruyter” (1907), ”Paddeltje” (1908) en ”Om de schatten van Il Tigretto” (1921) van Joh. H. Been zijn hier voor het eerst in één boek bijeengebracht.
Paddeltje… Ach ja, Paddeltje. Jeugdsentiment. Paddeltje heette eigenlijk Klaas.
Toen hij aan boord was gekomen, om zijn eerste zeereis te ondernemen, had het scheepsvolk hartelijk moeten lachen om het twaalfjarig ventje, dat er zo dik uitzag, alsof z’n moeder hem in Zeeland expres voor de menseneters had vetgemest.
„Die is te dik voor een duvelstoejager”, hadden de matrozen gespot, en hem voor de grap maar dadelijk aan ’t werk gezet, nieuwsgierig hoe dat tonnetje-rond over het dek naar voren en naar achteren en langs het want naar boven zou rollen. Maar welk een jong broekje hij mocht zijn, Klaas was een branie van geweld. Hij ging ervandoor als de wind en koddig was het te zien, hoe hij met zijn korte, dikke pootjes werkte en met zijn armpjes als speldekussens, waaraan toch al twee flinke handen met grijpvingers zaten, wist rond te scharrelen.
„’t Is of die jongen aan het paddelen is”, schreeuwde een matroos, die bij de Engelsen gevaren had, het uit van de lach.
En zo werd Klaas voortaan altijd Paddeltje genoemd. Paddeltje, de scheepsjongen van Michiel de Ruyter. Die admiraal, ook een Zeeuw, inspireerde tal van schrijvers. Bovens boek bevat een pagina vol omslagen van boeken over Bestevaer.
Als symbolen van dapperheid en daadkracht bleven de zeehelden populair. Steeds weer werden nieuwe afbeeldingen gemaakt, tot op sigarenbandjes, spelden en munten en in strips, cartoons en een kwartetspel toe. De Duitsers gaven er hun eigen draai aan: ze lieten tijdens de Tweede Wereldoorlog postzegels met Nederlandse zeehelden verschijnen omdat die helden tegen Engeland hadden gevochten.
Boeken als ”Paddeltje” –inmiddels is de 47e druk uit– worden niet meer geschreven, constateert Boven. De markt is er te klein voor geworden. „De kinderen van nu hebben te veel omhanden om in hun vrije tijd nog op regelmatige basis te kunnen lezen.”
Op die regel zijn gelukkig nog veel uitzonderingen. En sommigen zullen nog lezen over Paddeltje, de scheepsjongen die eigenlijk Klaas Ariensze heette en die –na hachelijke avonturen– plotseling matroos werd zonder ooit lichtmatroos geweest te zijn.
„Matroos”, prevelde hij in zichzelf, „sjonge, jonge! wat klinkt dat aardig.”
En ja, toen kon hij zich niet meer inhouden. Als een dolle stelde hij zich aan en ’t was voor de verrassing wel jammer, maar Paddeltje kon er heus niets aan doen, – vóór de plechtige bekendmaking wist heel de bemanning, door de luide vreugdekreten van Klaas Ariensze, al lang en breed het grote geluk, dat hem ten deel was gevallen.
Zeehelden. Nederlands trots op zee in beeld, Graddy Boven; uitg. Aprilis, Zaltbommel, 2010; ISBN 978 90 5994 275 2; 143 blz.; € 24,95.