Cultuur & boeken

Heilig minnen en een wijze muis

Ze stuitten op allerlei obstakels, schrijvende vrouwen, maar ze gingen door en leverden door de eeuwen heen een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse en de Vlaamse literatuur. Dat moet de wereld weten.

15 December 2010 11:56Gewijzigd op 14 November 2020 12:55
”Schrijvend meisje”, Johannes Vermeer. Foto Wikimedia
”Schrijvend meisje”, Johannes Vermeer. Foto Wikimedia

Daarom presenteerde Amsterdam University Press gisteren ”Women’s Writing from the Low Countries 1200-1875” en ”Women’s Writing from the Low Countries 1880-2010”: twee Engelstalige boeken die ook in het buitenland voor meer bekendheid voor Nederlandse en Vlaamse schrijfsters moeten zorgen.

Het eerste boek –met vijftig portretten van schrijfsters– is deels gebaseerd op ”Met en zonder lauwerkrans”, een dikke pil uit 1997 die ruim 150 vrouwelijke auteurs van 1550 tot 1850 voor het voetlicht haalde. Het tweede boek –61 portretten– verscheen eerder dit jaar in het Nederlands.

Een student in Amerika kan voortaan zonder problemen het mystieke ”Seven manieren van heiliger minnen” (The seven ways of holy love) van Beatrijs van Nazareth (1200-1268) lezen, en het religieuze „Hier boven in den hemel/ daer woent mijn soete lief,/ ende ik ben hier beneden:/ ist dat niet groot verdriet!” (uit 1497, door Hillegont Aerontsdochter). De drie vertalers achter ”Women’s Writing” vertaalden ook de primaire teksten in het Engels; in deel 1 staat de oorspronkelijke versie ernaast.

Behalve teksten met een religieuze, politieke of feministische lading komt de Amerikaanse (of Canadese, of Chinese) student ook luchtiger fragmenten tegen. Zoals die van Joanna Catharina Piré (1780-1854), een Vlaamse begijn die vrolijke, feestelijke liedjes maakte. Zij schreef ook een allegorisch gedicht over het veilige leven in de begijnhof versus onveiligheid daarbuiten:

Muis muis sa komt eens uit uw kluis,

gij zijt genooid dezen avond in mijn huis

ten huize van de kat,

in ’t midden van de stad.

Daar zullen wij ons drinken zat.

(…)

Allen uw minjouw en allen uw gegrol

zal mij niet krijgen uit mijn muizenhol

want allen uw gevlei

is maar verleierij

ik blijf in mijn holleken en daar ben ik vrij.

Het kan haast niet anders: geïnteresseerden in het buitenland worden een fan van de Nederlandse literatuur. De afwisselende teksten, korte inleidingen over de auteurs en mooie foto’s maken samen een aantrekkelijke literatuurgeschiedenis. Al blijft het een selectie: „Zoals alle geschiedenissen is ook deze kleine geschiedenis selectief.”

Maar waarom mogen er eigenlijk alleen vrouwen in? „Omdat ze in eerdere literatuurgeschiedenissen amper aan bod zijn gekomen”, zegt Hermina Joldersma, hoogleraar Germaanse taal- en letterkunde aan de University of Calgary (Canada) en nauw betrokken bij de totstandkoming van ”Women’s Writing”. „Ze zijn niet zo bekend. Het is wel een beetje het kip-eiverhaal: waren de vrouwen onbekend omdat ze niet in de geschiedenisboeken staan, of staan ze er niet in omdat ze onbekend waren?”

De inhaalslag die nodig was voor literatuur door vrouwen is al gemaakt in ”Met en zonder lauwerkrans”; de nieuwe uitgave is een poging de vrouwenliteratuur ook buiten Nederland te introduceren, zegt Joldersma. De interesse voor vrouwenstudies die er is in Angelsaksische landen bieden volgens Joldersma een goed aanknopingspunt.

Tot het eind van de verlichting –ongeveer 1800– stuitten schrijvende vrouwen op het feit dat ze niet voldeden aan de basisdefinitie van een auteur, namelijk: goed opgeleid zijn. Vrouwen gingen niet naar de universiteit (behalve dan Anna Maria van Schurman (1607-1678), die tijdens colleges achter een gordijn zat of achter een paneel met gaatjes waar ze doorheen kon kijken). Als vrouwen in de middeleeuwen al schreven, dan zorgden ze ervoor dat het nuttig was – ze leverden religieuze, sociale of medische bijdragen en dienden daarmee de gemeenschap waarvan ze deel uitmaakten.

De boekdrukkunst in de 16e eeuw bracht wel een breder bereik met zich mee, maar niet direct een complete erkenning en acceptatie, schrijven Lia van Gemert en Hermina Joldersma in hun conclusie in deel 1. Vrouwelijk schrijverschap moest in de 17e en de 18e eeuw nog steeds verdedigd worden; pas halverwege de 19e eeuw kwam er „echte gelijkheid.”

En toch ontvingen nog in de 20e eeuw, tot 1985, slechts vier vrouwen de P. C. Hooftprijs voor hun oeuvre, tegenover 35 mannen. Daarom werd dat jaar de Anna Bijns Prijs ingesteld, alleen voor vrouwen, vernoemd naar de Middelnederlandse dichteres Anna Bijns, die als eerste vrouw rond kon komen van onder meer haar gedichten.

Is het nodig om mannen weg te filteren om het werk van vrouwen volledig te waarderen? Of: zijn vrouwen gewoon minder goed? „Het is bewezen dat, als er een mannennaam op een werk staat, dit hoger wordt aangeslagen dan wanneer er een vrouwennaam op staat”, stelt Hermina Joldersma. De samenleving zit –ook nog in 2010– volgens haar vol met al dan niet bewuste vooroordelen. „Ik denk dat –totdat bekend is wie iets heeft geschreven– niet wordt gezegd: dit is goed, of dit is niet goed.”

„Mensen kiezen eerst wie bij de prijs past”, zegt Lia van Gemert, hoogleraar historische Nederlandse letterkunde en directeur van het Amsterdams Centrum voor Studie van de Gouden Eeuw aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). „Hier is echt sprake van een ingesleten patroon. De traditie overheerst.”

Wat de conclusie is, nu er een vrouwelijke lijn door de Nederlandse literatuur is getrokken? Van Gemert: „Het valt op dat vrouwen niet alleen over het openbare leven schrijven, maar ook over huiselijke zaken en privékwesties. Ze schrijven over geloof, over wat hen beweegt. Bij mannen zie je misschien eenzelfde patroon, maar voor vrouwen was het traditioneel minder gemakkelijk. Van 1200 tot nu kiezen vrouwen hun eigen weg, kijken ze wat ze kunnen en benutten ze mogelijkheden.”

Waren ze het waard, de vrouwen uit de Lage Landen: al de uren die in deze boeken zijn gestoken? Van Gemert, gisteren bij de presentatie: „„Natuurlijk, roepen Anna Bijns en Juliana de Lannoy met superieure ironie, en „Hoezo, waar hebt u het over”, antwoorden Hadewijch, Anna Blaman en Astrid Roemer. En voor iemand als Mina Kruseman is die vraag een oorlogsverklaring. En een enkeling speelt de bal cynisch terug. De zeventiende-eeuwse Charlotte de Huybert weet heel goed waarom zij gelezen wordt: uit pure nieuwsgierigheid naar vrouwen:

„No one will read our work to grow more erudite

But just to catch a glimpse of how we women write.””

Mede n.a.v. ”Women’s Writing from the Low Countries 1200-1875” en ”Women’s Writing from the Low Countries 1880-2010”, door Lia van Gemert (eindred.), Hermina Joldersma, Olga van Marion, Dieuwke van der Poel en Riet Schenkeveld-van der Dussen (red.); Amsterdam University Press, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 8964 129 8 en 978 90 8964 193 9; 624 en 263 blz.; € 45,- en € 29,50. ”Schrijvende vrouwen. Een kleine literatuurgeschiedenis van de Lage Landen (1880-2010)”, door Jacqueline Bel en Thomas Vaessens (red.); Amsterdam University Press, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 8964 216 5; 318 blz.; € 29,50.


Ida Gerhardt

Ida Gerhardt (1905-1997) staat in het tweede deel van ”Women’s Writing”. Zij is een van de vier vrouwen die voor 1985 wél de P. C. Hooftprijs ontvingen.

Het gebed

Drie maal per dag, naar vaste wetten,

nemen zij de eigen plaatsen in,

en gaan zich rond de tafel zetten;

van haat eendrachtig: het gezin.

De vader heeft het mes geslepen,

De kinderen wachten, wit en stil.

De moeder houdt haar bord omgrepen

alsof zij het vergruizelen wil.

Een grauw: dan vouwen zij de handen,

de disgenoten in het huis:

van tafelrand tot tafelranden

geschikt tot een onzichtbaar kruis.


Eva van der Groe

Eva van der Groe (1704-1770) is een van de vijftig auteurs die worden besproken in het eerste deel van ”Women’s Writing”.

„Wanneer ik nu vervolgens den ouderdom van bijna twee en twintig jaren bereikt hadde, trad ik in het huwelijk, met een man van mijn jaren, fatsoen en omgang; doch welk huwelijk voor mij zeer ongelukkig was, om en door verscheidenen redenen, waarvan wel de voornaamste waren, dat deze man zijn beroep of koopmanschap, niet ter harte wilde nemen; maar zich begaf tot een onbeschrijflijk lui en zorgeloos leven, hetwelk dan ook, in het vervolg enen lichtvaardigen wandel veroorzaakte; over alle welke dingen, ik mijzelve dan doorgaans zo hogelijk kwelde, dat het zekerlijk mijn verstand gekrenkt zoude hebben, bijaldien de Here, (hoewel ik Hem op dien tijd nog niet kende) mij van dien man niet wederom, goediglijk had gelieven te verlossen; wat de Here ook, op Zijnen tijd, kwam te doen, na mij in deze weg vele wederwaardigheden te hebben doen ontmoeten, om, of het een middel mochte zijn, om mijn hart los te maken van al het ijdele, aardse en vergankelijke, waarin de Here echter zijn oogmerk niet bereikte; want zodra ik uit dezen naren weg verlost was, begaf ik mij wederom tot mijne vorige ijdelheden en wereldse gezelschappen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer