Niet ijdel
Mattheüs 20:1
„Want het Koninkrijk der hemelen is gelijk een heer des huizes, die met den morgenstond uitging, om arbeiders te huren in zijn wijngaard.”
De rentmeester die door de huisheer belast wordt om de arbeiders te roepen en hun het loon te geven, is de Heere Jezus Christus. Hij is de grote Rentmeester en Huisverzorger aan Wie alle oordeel door de Vader is overgegeven. Ook Jezus’ apostelen moeten er echter onder begrepen worden, die, nadat hun Heere ten hemel was opgenomen, Zijn persoon als het ware hier op aarde vertegenwoordigd hebben.
Aangaande nu de opdracht aan de rentmeester, dat hij met het uitdelen van het loon beginnen moest bij de laatste en dan tot de eerste, hierdoor wordt uitgedrukt het vrijmachtig welbehagen van de grote Huisheer, Die van Zijn daden geen verantwoording doet aan de mens.
De heer wilde dat de laatst geroepenen tot de arbeid de eersten zouden zijn in het ontvangen van de beloning. Zo zouden de laatste geroepenen in het rijk van de kerk ook als eersten de vruchten van de verwachte zegen smaken. Nochtans, de eerste en de laatste gehuurde, ontvingen een gelijke beloning. Zij kregen elk een penning, een loon van gelijke waarde. Daardoor wordt te kennen gegeven aan zowel de Joden als aan de heidenen dat hun arbeid in het werk des Heeren nooit ijdel is.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”Arbeiders in de wijngaard”, 1754)