Museum vist fossiele hyenakeutel uit Noordzee
ROTTERDAM – Een vissersschip heeft half augustus voor het eerst een fossiele hyenakeutel opgevist uit de Noordzee.
Dat meldde Jelle Reumer, directeur van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam, donderdag in het decembernummer van het eigen blad Straatgras. Het vissersschip viste in opdracht van het museum naar fossiele zoogdierresten.
Het lichtbruine uitwerpsel kwam 15 kilometer ten westen van Hoek van Holland boven water. Daar laat het Havenbedrijf Rotterdam zand opzuigen voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte.
Het museum ziet de vondst als het derde bewijs dat de hyena in het gebied tussen Nederland en Engeland leefde, naar zijn inschatting 30.000 tot 40.000 jaar geleden, toen landijs grote delen van Europa bedekte.
Volgens de Amerikaanse klimaatdeskundige en creationist dr. Larry Vardiman ontstond echter slechts een ijstijd in de periode na de zondvloed die 700 jaar duurde. In die tijd bestond de Noordzee niet, maar was het gebied een steppeachtig landschap. Daar leefden toen onder andere kuddes wolharige mammoeten.
Wetenschappers vonden vorig jaar oktober al een 132 centimeter lang dijbeen van deze reuzenolifant. Ook kwam al eens gebeente van reuzenherten, wilde paarden, rendieren, steppenwisenten en edelherten boven water. Daarnaast werden er botten van hyena’s en mammoetbotten met vraatsporen opgevist.
Volgens Reumer is de fossiele keutel goed bewaard gebleven omdat hyena’s botknagers zijn waardoor er in hun uitwerpselen veel kalk zit.
„Waarschijnlijk is de drol vrijwel direct onder een zandlaag bedekt”, verklaarde Reumer nader. De nu gevonden keutel van 55 bij 44 millimeter wordt tentoongesteld in het Natuurhistorisch Museum. „Op die manier kunnen we het ecosysteem beter reconstrueren. Wat groeiden er voor planten? Wat aten de hyena’s? We kunnen dan een beeld schetsen hoe het gebied eruit moet hebben gezien.”