De steekpartij vond plaats, nadat D. samen met drie vrienden in een tram in Den Haag een woordenwisseling had gekregen met een medepassagier. Bij de tramhalte op het drukke kruispunt van de Delftselaan en de De Heemstraat kwam het tot een handgemeen. D. stak de man daarbij met een mes in de hals en borst. Het slachtoffer overleed ter plaatse aan zijn verwondingen.

Het openbaar ministerie eiste in november achttien jaar cel tegen de man voor moord. De rechter achtte niet bewezen dat D. met voorbedachten rade handelde, toen hij de man met steekwonden om het leven bracht en veroordeelde hem daarom voor doodslag.

Hoewel D. in een „gemoedsopwelling” tot zijn daad kwam sprak de rechter van „volstrekt zinloos geweld”. D. zelf verklaarde dat hij in een noodsituatie verkeerde waardoor hij een ‘black-out’ kreeg en niet wist wat hij deed. De rechter vond dit ongeloofwaardig. Vooral het feit dat D. bedekt met bloed wegrende en niet aan zijn vrienden vroeg wat er was gebeurd, achtte de rechter ondenkbaar.

Dat D. op het slachtoffer instak terwijl er veel mensen getuige waren van de gruweldaad, rekent de rechtbank hem zwaar aan. Omdat dit bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving, vindt de rechtbank een hoge straf op zijn plaats. In de strafmaat is wel rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de dader.

De redenering van de verdachte dat zijn vrienden hem de schuld in de schoenen wilden schuiven, is volgens de rechter niet bewezen. Uit camerabeelden blijkt duidelijk dat D. de man met een mes te lijf gaat en als laatste van de vier op de vlucht slaat, aldus de rechtbank. Daarna heeft hij zich van zijn petje en kleding ontdaan om herkenning te voorkomen.

De advocaat van D. wilde na afloop niet op de uitspraak reageren. De man zelf was niet aanwezig bij zijn vonnis.