Bedriegerij
Jakobus 4:8
„Reinigt de handen, gij zondaars, en zuivert de harten, gij dubbelhartigen.” De apostel noemt de zondaren. Hij voegt er ook nog een ander slag mensen bij, die hij dubbelhartig noemt. Arglistig en bedrieglijk is het hart van de mens, boven enig ding, ja dodelijk, wie zal het kennen? Er is geen groter bedriegerij dan wanneer de mens dubbelhartig is.
Jakobus heeft van deze mensen al gesproken, toen hij zei (1:8): „Een dubbelhartig man is ongestadig in al zijn wegen.” Dat zijn die lieden die spreken met een dubbel hart. Zij spreken met een hart waarmee zij verkiezen te doen wat uiterlijk goed is. Het is echter ook een hart waarmee zij het kwade beminnen. Hiermee bedoelt Jakobus zulke mensen van wie de ziel verdeeld is. Zij dobberen op de baren van een onstuimige zee en weten niet waar zij zich moeten keren, of wat zij verkiezen.
Wilt u eens zien hoe hier de dubbelhartigheid heerst? Deze lieden zijn uitwendig anders dan zij inwendig zijn. Dat is een grote dubbelheid. De tong spreekt anders dan het hart.
In Psalm 50 klaagt God over hen die Zijn verbond in hun boze mond namen en Zijn inzettingen vertelden. Maar zij haatten Zijn kastijdingen en wierpen Zijn woorden achter hun rug. Zij doen uitwendig dingen die goed zijn, dikwijls met meer ijver en ernst dan Gods oprechte kinderen. Nochtans is het hart vol van boosheid, en liefde tot de zonde.
Petrus van der Hagen, predikant te Amsterdam
(”Verborgenheid der Godzaligheid”, 1677)