„Presentie Israël op Westoever legaal”
DEN HAAG – De militaire aanwezigheid van Israël op de Westoever is niet onrechtmatig. Ook hebben Joden legitieme rechten om het gebied te bewonen.
Dat stelt drs. J. W. van Berkum van het Wetenschappelijk Instituut van de SGP in Zicht, het blad van de Guido de Brès Stichting dat deze week verschijnt.
Van Berkum beschrijft dat Jordanië de Westoever (Judea en Samaria) in 1950 illegaal annexeerde. De Palestijnen protesteerden daar toen niet tegen. „Je zou daaruit de conclusie kunnen trekken dat de Palestijnen zich als Arabieren zagen en geen behoefte hadden aan een eigen Palestijnse staat.”
Israël veroverde het gebied in 1967. Het behoorde toen aan geen enkele soevereine staat toe. Het land is ook (nog) niet van de Palestijnen. Van Berkum schrijft dat het daarom maar de vraag is of Israël de Westoever bezet, zoals veel mensen stellen. Wat hem betreft is de militaire aanwezigheid van Israël er legaal.
Hij wijst er verder op dat Joden legitieme rechten hebben om op de westelijke Jordaanoever te wonen. In het Palestinamandaat van de Volkenbond staat, memoreert de SGP’er, dat de vestiging van Joden in dat gebied moet worden bevorderd. Die rechten moeten nog steeds worden gerespecteerd. „Als de Westbank ooit een Palestijnse staat wordt, moet het voor Joden mogelijk blijven daar veilig te wonen.”
Van Berkum vraagt zich wel af of het verstandig was van Israël om in het gebied 144 nederzettingen te bouwen en of de rechten van Palestijnen er niet te veel worden ingeperkt door veiligheidbarrières en controles.
In dezelfde Zicht stelt ds. G. H. Abma, hervormd predikant te Gouda, dat Palestijnse christenen „niet worden verdrukt door Israël”, maar „voor alles slachtoffer zijn van de islamitische cultuur. Ze kunnen niet in vrijheid hun geloof belijden.”
Om hen te helpen, „moeten we niet Israël gaan bestrijden”, meent de predikant. „We moeten juist bidden om vrede voor Israël. Dan zullen andere volken die Israël willen zegenen, ook in die zegen delen.”
De „enige vorm van zending” die christenen onder de Joden mogen bedrijven, zegt ds. Abma verder, is „aan Israël zichtbaar maken wat het inhoudt wanneer de volkeren Christus als de Messias erkennen.” De vreugde onder de heidenen over het hun geschonken heil moet Israël jaloers maken, meent hij. „Dan zullen ze tot inkeer komen.”