Dat schrijft de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) in een advies aan het ministerie van Onderwijs. Over een maand komt het ministerie met een definitieve richtlijn voor de scholen.

In het advies zet de commissie op een rijtje wat mag en niet mag volgens de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) en andere wetten. Iedere school mag algemene kledingeisen stellen. Petjes en bivakmutsen mogen worden geweerd.

Bij tulbanden, hoofddoekjes en gezichtssluiers ligt dat anders. Het gaat daarbij om „een uiting van godsdienst”, zoals de commissie stelt. Zou een school die verbieden, dan moet ze daar grondige redenen voor hebben. Het Amsterdamse regionaal opleidingscentrum deed de gezichtssluier in de ban omdat de onderlinge communicatie zou worden belemmerd en meisjes met zo’n sluier geen baan zouden kunnen vinden. De commissie ging met deze regeling akkoord.

Een ander voorbeeld waarmee de commissie werd geconfronteerd, was de school die een religieus gewaad verbood vanwege de gevaren tijdens de gymlessen. Ook dat mocht van de commissie. Heeft een school geen grondige redenen, dan maakt ze zich schuldig aan discriminatie op grond van godsdienst.

Dat geldt echter niet voor het bijzonder onderwijs. In de wet is vastgelegd dat bijzondere scholen een toelatingsbeleid mogen voeren op basis van hun grondslag, bijvoorbeeld reformatorisch of protestants-christelijk. Als een school kan aantonen dat het dragen van bepaalde kledingstukken op gespannen voet staat met de grondslag, mag ze die verbieden. De scholen dienen zich daar wel consequent aan te houden.