Gezondheid

Dwang

Artsen moet zich in hun dagelijks werk houden aan wetten en regels. Vaak spreken deze voor zichzelf en levert de naleving ervan weinig tot geen onduidelijkheden op.

3 December 2010 14:14Gewijzigd op 14 November 2020 12:45
Foto ANP
Foto ANP

Weerbarstiger zijn voor sommige artsen de regels rond dwangopname en dwangbehandeling bij psychiatrische patiënten. Dat het in de praktijk soms lelijk misgaat, blijkt uit een tuchtzaak tegen een Drentse psychiater. Hij behandelt een autistische patiënt die al gedurende drie jaar verblijft in de woon-werkgemeenschap van de kliniek waar de psychiater werkt.

Na drie jaar wordt hij overgeplaatst naar het psychiatrisch ziekenhuis van de kliniek. De arts plaatst hem in de isoleercel. Daar verblijft de man vijf maanden. Daarna wordt hij overgeplaatst naar een Amsterdamse inrichting, waar hij opnieuw in de separeerruimte belandt.

Nadat de man al anderhalve maand in de Drentse isoleercel zit, krijgt zijn zus, vertegenwoordiger en curator van de man, een behandelbrief te zien. Daarin staat: „Momenteel verblijft u in de separeerruimte. De bedoeling is echter dat u binnen afzienbare tijd een kamer krijgt. Dit laatste zal te realiseren zijn als u niet om de haverklap vernielingen aanricht, dan wel zich agressief opstelt jegens het personeel. Ik vraag u nogmaals met klem om uw agressieve impulsen te beheersen.”

De vrouw is verontwaardigd. Zij weet van niets, laat staan dat ze ooit te horen heeft gekregen op welke gronden de psychiater voor gedwongen opsluiting koos. Daarom dient ze een klacht in.

Voor de tuchtraad beroept de psychiater zich op overmacht. Hij omschrijft de plaatsing op de isoleercel als noodmaatregel. De term acute noodsituatie valt inderdaad in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ), die de rechten regelt van patiënten die gedwongen zijn opgenomen. Maar er is meer.

Een van de eerste vereisten van de BOPZ is dat een behandelaar een rechterlijke machtiging voor gedwongen opname moet aanvragen als blijkt dat iemand zich tegen zijn gedwongen opneming verzet. Zonder zo’n machtiging zijn vervolgstappen, zoals het inzetten van een dwangbehandeling, niet mogelijk. Deze psychiater vroeg de rechterlijke machtiging niet vooraf aan, maar pas toen zijn patiënt al vijf maanden in de isoleercel zat. Dat is duidelijk te laat.

De BOPZ onderscheidt twee soorten dwangbehandelingen. Allereerst een behandeling van hooguit zeven dagen om een noodsituatie te overbruggen, die bijvoorbeeld ontstaat wanneer bij een patiënt onverwacht de stoppen doorslaan. In zo’n geval mag een arts middelen inzetten die niet zijn opgenomen in het behandelplan. Een dergelijke behandeling is meldplichtig bij de inspectie en moet worden ondertekend door de geneesheer-directeur. Het door de psychiater ingezette dwangmiddel van separeren duurde echter veel langer dan zeven dagen en valt dus niet onder de BOPZ-noodmaatregel. Los daarvan ging het meldformulier veel te laat naar de inspectie.

De tweede vorm ziet op het inzetten van de behandeling die arts en patiënt tevoren overeen waren gekomen en ook was vastgelegd in een behandelplan. Het kan gebeuren dat een psychiatrische patiënt onverwacht niet meer met het plan instemt. In principe moet een arts zich daarbij neerleggen, tenzij de cliënt een gevaar vormt voor zichzelf en de omgeving, of zijn verblijf in de instelling zonder behandeling onaanvaardbaar lang zou duren. In dat geval mag de arts toch gaan behandelen, op voorwaarde dat de inspectie en de patiëntvertegenwoordiger vooraf worden geïnformeerd.

De betrokken psychiater heeft echter niet alleen veel te laat de rechterlijke machtiging aangevraagd, ook blijkt dat hij geen BOPZ-behandelplan heeft opgesteld. Hij heeft dus niet vastgelegd wat hij met de plaatsing in de isoleercel beoogde en hoe hij tussentijds zou toetsen of doorgaan met deze behandeling nog zinvol was.

Het verweer van de psychiater dat hij gegeven de situatie niet anders kon handelen, schuift de tuchtraad dan ook terzijde. Wat belette hem om een rechterlijke machtiging aan te vragen en een behandelplan op te stellen? De harde conclusie luidt daarom dat hij zijn patiënt „zonder recht of titel” van zijn vrijheid heeft beroofd. Een berisping vindt de tuchtraad een passende straf.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer