Zorg voor wat het kind nódig heeft, geeft passie
Handelingsgericht werken is niet het nastreven van een utopie, maar een stap in de richting van het ideaal van een school waarop plaats is voor ieder kind, stellen L. G. Bolier MLE en K. Karels. Zij reageren op dr. S. D. Post (”Welbeschouwd”, RD 27-11).
Onder de kop ”Handelingsgericht werken” stelt dr. S. D. Post de hype rond dit onderwijsconcept aan de kaak. Als we zijn column goed begrepen hebben, zit de pijn niet zozeer in het handelingsgericht werken op zich, maar meer in de manier waarop dit over de scholen heen gerold wordt. Dit is een aandachtspunt dat we onderschrijven. De schooldirecteur of onderwijsadviseur die een nieuw concept kritiekloos de school laat binnenkomen, kan rekenen op leerkrachten met weerstand. Zij zullen hem bevragen over het waarom van de verandering.
Het beeld dat Post neerzet van handelingsgericht werken is echter niet juist. Ouders die in de schoolgids lezen dat de school van hun kind nascholing volgt over dit thema kunnen gaan denken dat zij straks geen ouderbezoek meer krijgen. Leerkrachten die hun vak bijhouden zijn slachtoffers van verandermanagers. Intern begeleiders die –met hart voor kinderen– de zorgstructuur op school doelmatig inrichten, lijken met de verkeerde dingen bezig te zijn. Dit vraagt op zijn minst om enige nuancering.
Handelingsgericht werken is een noodzakelijke correctie op het defectgerichte denken dat het onderwijs is binnengeslopen. Te lang zijn we bezig geweest problemen en stoornissen bij kinderen te signaleren, te analyseren en deze als ”speciaal geval” te labelen. Het Utopia van het huidige onderwijs lijkt de reguliere school voor alleen ‘normale’ kinderen. De leerling met een afwijking moet naar een speciale school. Het percentage kinderen in Nederland met een diagnose is onderweg naar de 10 procent. ”Rugzak” is het woord voor de zak met geld waarmee barmhartigheid kan worden gekocht, maar kan een stigma worden die het hele leven meegaat.
Wie binnen het reguliere onderwijs probeert ruimte te geven aan leerlingen met extra zorg, loopt hopeloos vast. Leerkrachten die met de beste bedoelingen problemen signaleren, hebben een stapel individuele handelingsplannen uit te voeren. Het omgaan met diversiteit en de toegenomen gedragsproblematiek vragen om een herbezinning van ons onderwijsconcept.
Handelingsgericht werken wil een antwoord zijn op deze problematiek. Centrale gedachte is het benoemen van wat het kind nódig heeft in de gegeven context. Denken in onderwijsbehoeften in plaats van belemmeringen. „Wat kan ik als leerkracht voor dit kind betekenen?” in plaats van: „Wat mankeert dit kind?” En: „Hoe betrek ik ouders daar zo goed mogelijk bij?” Een rechtgeaarde leerkracht wordt daar warm van; het is voeding voor zijn passie.
Het pijnpunt is –inderdaad, dr. Post– dat op sommige scholen handelingsgericht werken als een doos wordt binnengedragen, uitgepakt en neergezet naast zelfstandig werken, opbrengstgericht werken, aangepaste leerroutes, activerend leren en het datasysteem ParnasSys. Zo krijgt de leerkracht er weer iets bij, zonder dat er iets af gaat.
De bedreiging voor het onderwijs is echter niet handelingsgericht werken, maar de bedreiging is het vergeten na te denken waarom we het ook alweer deden. En als we dat vergeten, dreigt inderdaad het gevaar van eindeloos documenteren. Slaaf worden van systemen en concepten, meedeinen met hypes en zonder grondige bezinning de ene studiedag na de andere volgen.
Op een goede school wordt gewerkt vanuit een visie. Op deze school heeft men al eerder dan Noëlle Pameijer ontdekt dat defectgericht denken kinderen niet verder helpt. Op deze school werken leerkrachten die het kind willen bieden wat het nodig heeft. Dat lukt echter niet wanneer men achter de feiten aanloopt en steeds meer kinderen moet isoleren uit de groep. Deze school neemt kennis van literatuur over een groepsgerichte benadering en past de goede dingen van handelingsgericht werken toe. Deze leerkrachten willen kunnen omgaan met meer diversiteit in de groep. Met oog voor kind én context worden kleine stappen gezet om passend onderwijs dichterbij te brengen.
Op het speciaal onderwijs wordt heel goed werk gedaan. We zijn echter uit het oog verloren dat het een praktische noodoplossing is. We hebben het zo mooi geregeld dat we ”gedragsproblemen” met de nette term ”cluster 4” bij elkaar zetten. We zijn vergeten dat onze school er in principe is voor álle kinderen uit onze gemeenschap. Dat is geen utopie, maar een ideaal.
En om dat verre ideaal te bereiken hebben we leidinggevenden en leerkrachten nodig die niet doen aan kille processturing, maar met warme aandacht voor de ontwikkeling van kinderen opnieuw het gesprek aangaan: Wat voor school zijn wij en voor wie willen wij er zijn?
Wie wordt daar niet warm van?
De auteurs werken als onderwijsadviseur bij het Ds. G. H. Kerstenonderwijscentrum.