Geschiedenis

Tentoonstelling toont veerkracht Joodse gemeenschap

„Er is veel aandacht voor de Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolging en met een nostalgische blik wordt gekeken naar de periode voor 1940, maar veel belangstelling voor wat er met de Joden na 1945 gebeurde, is er nooit geweest.”

Jan-Kees Karels en René Zeeman
2 December 2010 08:07Gewijzigd op 14 November 2020 12:44
Boris Kowadlo, ”Drie orthodox-Joodse jongens in Jeruzalem”, Israël 1950-1952. Foto Nederlands Fotomuseum
Boris Kowadlo, ”Drie orthodox-Joodse jongens in Jeruzalem”, Israël 1950-1952. Foto Nederlands Fotomuseum

Hetty Berg is als museaal leider van het Joods Historisch Museum (JHM) in Amsterdam nauw betrokken bij de samenstelling van de tentoonstelling ”Wie niet weg is, is gezien”. De tentoonstelling vertelt de geschiedenis van Joods Nederland na 1945. Berg: „Het idee voor de tentoonstelling ontstond toen het Joods Historisch Museum van 2004 tot 2007 werd vernieuwd. We liepen er tegenaan dat onze collectie heel weinig over die naoorlogse periode bevatte. Toen hebben we ons voorgenomen die periode een keer goed onder de loep te nemen.”

Dat is 65 jaar na afloop van de oorlog.

„Dat is inderdaad een lange periode. De oorlog die het grootste deel van de Joodse gemeenschap heeft weggevaagd, is zó’n klap geweest dat er eigenlijk nu pas belangstelling voor die periode erna komt.”

Zijn er in die periode zaken die er voor u uitspringen?

„Op de tentoonstelling zijn interviews te beluisteren waarin mensen hun levensverhaal vertellen. Die mensen waren vaak overlevende van de oorlog of kinderen van omgekomenen. Dat was vaak erg aangrijpend. Maar heel mooi is de enorme veerkracht. Dat is ook wat we in de tentoonstelling willen laten zien. Terwijl iedereen, ook veel Joden, na de oorlog dachten: „Nog een jaar of tien en dan is het hier afgelopen met het Joodse leven, want tegen die tijd is iedereen geëmigreerd en houdt het gewoon op te bestaan”, zie je vandaag de dag een veelzijdig Jodendom met heel veel activiteiten op allerlei gebied. De enorme veerkracht van die gemeenschap is toch wel heel erg bijzonder.

Verder zijn er mooie amateurbeelden van eind 1945 van de opvang van Joodse weeskinderen. Dan zie je die kinderen allemaal trots in een kostuumpje het poerimfeest vieren. Dat is wel heel ontroerend.”

Kunt u de titel van de tentoonstelling ”Wie niet weg is, is gezien” toelichten?

„Het gaat dit keer over de mensen die de oorlog hebben overleefd en hun nakomelingen. Dus degenen die niet weg zijn, zijn nu gezien, zij staan in de spotlight. Dat is niet omdat er minder aandacht moet zijn voor de mensen die zijn vermoord, maar dit was een beetje een verwaarloosd onderwerp. Het gaat over de Joden van 1945 tot nu: wat speelt er in die gemeenschap, wat zijn de moeilijke punten en waar wringt het tussen de buiten- en de binnenwereld?”

Als je kijkt naar het aantal Joden in Nederland dat de oorlog niet heeft overleefd, dan hebben de Nederlanders het er niet goed van afgebracht. Hebben de Nederlanders het na 1945 goedgemaakt?

„Dat hangt er vanaf wat je als Jood hebt meegemaakt. Als je een goede onderduikervaring had, dan was er al misschien niets goed te maken, want die mensen hadden je leven gered. Als je een slechte ervaring had –je bent door de Nederlandse politie opgehaald of je bent door Nederlanders verraden– dan ligt dat heel anders. Wat er aan individueel leed is gebeurd, kun je niet veralgemeniseren.”

De Joden hebben voor 1945 in Nederland op diverse terreinen een belangrijke rol vervuld. Geldt dit in uw optiek ook voor de periode na 1945?

„Het is moeilijk daar iets over te zeggen. Je ziet, en dat zit ook in de uitdrukking ”Wie niet weg is, is gezien”, dat onder de Joden die de oorlog hebben overleefd de gedachte speelde dat ze zich moesten bewijzen. Je moet je –tegenover je ouders en alles wat verloren is– bewijzen, omdat je de oorlog hebt overleefd. Je moet het verdienen dat je nog leeft. Dus je moet enorm je best doen. Dat is iets wat de mensen in de gemeenschap herkennen: de geldingsdrang, ook bij de tweede generatie.”


Beelden van het Joodse leven

Hoe is het om jong én Joods te zijn in Nederland? Parallel aan de expositie ”Wie niet weg is, is gezien” presenteert het JHM diverse kleinere toonstellingen. Voor ”Jong en Joods” gingen acht jongeren tussen de 18 en de 25 jaar aan de slag. Zij verzamelden voorwerpen, maakten foto’s en video’s die illustreren wat Joods-zijn voor hen betekent. De één noemt zichzelf een ”cultuur-Jood”, een tweede noemt vooral humor als essentie van het Joodse DNA, een derde zet zich in als voorzanger in de synagoge. Voor een vierde betekent het Jodendom vooral „familie die ik niet gekend heb dichterbij brengen.” De website van het museum toont een sprekende introductievideo over het achttal.

De expositie ”Boris Kowadlo. Fotograaf tussen herinnering en toekomst” toont een selectie uit het werk van de Nederlands-Poolse fotograaf Boris Kowadlo (1911-1959). Met zijn fototoestellen om de hals was hij een vertrouwde verschijning in Joods Nederland. In 1948 maakte hij voor het Nieuw Israelietisch Weekblad een serie van elf afleveringen onder de titel ”Het verdwenen ghetto”, over de oude Amsterdamse Jodenbuurt. Net als veel andere Joden richtte hij zijn hoop op de nieuwe staat Israël. Hij ging er weliswaar niet wonen, maar maakte er wel twee grote fotoreizen, in 1950 en 1952. Kowadlo portretteerde in Israël een schaftuurtje in een cementen irrigatiebuis, drie orthodox jongens ergens in Jeruzalem, of een Arabische man met waterpijp. „Geheel ten onrechte is het stof van de tijd op hem neergedaald”, zegt Bernadette van Woerkom, conservator fotografie. „Kowadlo is dé fotograaf van het Joodse leven in Nederland, de productiefste fotojournalist van Joodse tijdschriften en periodieken en een geliefde familiefotograaf.”

Het aangrijpende lied ”Waar bleven de Joden van ons Amsterdam” speelt een belangrijke rol in de presentatie ”Beladen, betwist, bewaard”. Deze is te zien in de Hollandsche Schouwburg, die tijdens de Tweede Wereldoorlog als deportatieplaats werd gebruikt. Het lied werd in 1947 gecomponeerd door de Joodse overlevende Hans Krieg (1899-1961). Zijn intussen bijna 80-jarige dochter, de sopraan Mirjam Krieg, heeft het lied opgenomen. Het is om diverse redenen uniek te noemen, zegt Esther Göbel, onderzoekster van de Hollandsche Schouwburg. „Het is kort na de oorlog gecomponeerd, door een Joodse overlevende, en het benoemt heel nauwkeurig de gruwelijkheden tijdens de Jodenvervolging.” De Hollandsche Schouwburg staat aan de vooravond van een vernieuwing: er zijn plannen om van het gebouw een nationaal Shoahmuseum te maken.

Historicus Bart Wallet werkte mee aan de hoofdexpositie, ”Wie niet weg is, is gezien”. Deze belicht Joods Nederland na 1945. „Je ziet interessante parallellen tussen het ultraorthodoxe Jodendom en de reformatorische gezindte”, zegt Wallet. Hij vergelijkt de zogeheten richting van Chabad met de reformatorischen in Nederland. „Je zou Chabad de piëtisten onder de Joden kunnen noemen. Ze gaan terug op het chassidisme, dat in de zeventiende eeuw in Oost-Europa opkwam. Chabad, in Nederland vooral in de jaren zestig sterk geworden, vormt een krachtige reactie op de secularisatie. Men heeft een vrolijke maar strikte levensstijl. Chabad is heel missionair. Aanhangers willen dat ook andere Joden een vroom en strikt leven leiden.” De overgrote meerderheid van de rabbijnen van de circa 5000 Joden die bij het orthodoxe kerkgenootschap zijn aangesloten, hoort momenteel bij Chabad, schat Wallet.

www.jhm.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer