Operatie Sabel werpt in Servië haar vruchten af
Wat Zoran Djindjic bij leven niet voor elkaar kreeg, lijkt zijn dood juist te hebben bewerkstelligd. Na de moord op de Servische premier hebben de autoriteiten schoon schip gemaakt.
Een aantal hardnekkige overblijfselen uit het tijdperk-Milosevic is opgeruimd. Het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag vaart er wel bij.
Veel Serviërs halen dezer dagen opgelucht adem. Verdwenen zijn de skinheads uit het centrum van Belgrado. Niet langer blokkeren ze met hun glimmende auto’s de weg om een feestje te kunnen geven in een naburig café. Aan het openlijke machtsvertoon van de maffiosi lijkt een einde te zijn gekomen.
De Servische autoriteiten hebben de afgelopen weken dan ook niet stilgezeten. Met grote voortvarendheid maakten ze werk van Operatie Sabel, de schoonmaakactie die volgde op de dood van Djindjic. Niet minder dan 10.000 Serviërs werden ondervraagd en 4500 mensen verdwenen achter de tralies. En dat voor een land met slechts 7 miljoen inwoners.
Niet alle bendeleden overleefden de operatie. Zo schoot de politie ”de Albanees” en ”de Peetvader” tijdens hun vluchtpoging dood. De twee voormannen van de beruchte Zemun-bende hadden op 12 maart nog gezorgd voor rugdekking van Zvezdan Jovanovic, de scherpschutter die met ten minste drie schoten in borst en rug een einde maakte aan het leven van de Servische premier.
De schutter zelf zit inmiddels ook achter de tralies. Het brein achter de aanslag is echter nog steeds voortvluchtig: Milorad Lukovic alias ”de Legionnair”. Zijn bijnaam dankt hij aan de tijd die hij in het Vreemdelingenlegioen doorbracht.
Onder de gearresteerde bendeleden bevinden zich veel belangrijke personen uit de periode-Milosevic. Daaruit blijkt wel hoezeer het regime was vervlochten met de onderwereld. In ruil voor hulp en bescherming liet Milosevic deze bendes tien jaar lang ongestoord hun gang gaan.
Zo stonden Lukovic en Jovanovic samen aan het hoofd van de inmiddels ontbonden Rode Baretten, een geheime eenheid voor „speciale operaties” van de Servische geheime dienst. Deze paramilitaire organisatie maakte zich in de oorlogen om Bosnië, Kroatië en Kosovo schuldig aan etnische zuiveringen en andere wreedheden tegen de burgerbevolking. Tegelijkertijd vormde de eenheid de kern van de Zemun-bende, genoemd naar een voorstad van Belgrado. Die hield zich bezig met drugs- en vrouwenhandel en het uitschakelen van politieke tegenstanders.
Na de val van Milosevic op 5 oktober 2000 liet het nieuwe bewind de onderwereld lange tijd ongemoeid. Reden daarvoor was een stilzwijgende afspraak die de nieuwe Servische leiders, onder wie Djindjic, destijds maakten met de paramilitaire organisaties. De bendeleden beloofden Milosevic, die had bevolen op de protesterende menigte in Belgrado te schieten, te laten vallen en zich verder afzijdig te houden. In ruil daarvoor zouden de autoriteiten hen met rust laten.
Begin dit jaar besloot Djindjic echter de macht van de maffia in Servië te breken en startte de operatie Schoon Servië. De premier besefte dat hij niets meer in eigen land te vertellen zou hebben als de bestaande situatie zou voortduren. Hij had geen controle meer over de nooit gezuiverde veiligheidsdiensten en veel rechters lieten hun oren nog steeds hangen naar de Servische nationalisten. Bovendien nam de druk vanuit de Europese Unie om maatregelen te nemen, toe.
De maffia zag haar positie in gevaar komen en veel paramilitairen vreesden te worden uitgeleverd aan het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag. Daarom besloot de onderwereld Djindjic uit de weg te ruimen. Tegenover het Franse tijdschrift ”L’Express” verklaarde de nieuwe premier van Servië, Zoran Zivkovic, de moord als volgt: „We hebben ontdekt dat de invloed van de georganiseerde misdaad op de maatschappij groter is dan we hadden gedacht. En het lijkt erop dat de criminele groep die deze moord heeft gepleegd, heeft gehandeld in opdracht of onder invloed van een politiek milieu dat tegen de toetreding van Servië tot Europa is. (…) Zoran Djindjic is vermoord omdat hij van Servië een normale staat wilde maken.”
De ironie van de moord op Djinjdic is dat paramilitairen en maffiabendes met hun actie juist uitlokten wat ze hadden willen voorkomen. In plaats van hun illegale activiteiten voort te kunnen zetten, zitten de meeste bendeleden nu in het gevang. Verder is de bereidheid van de Servische autoriteiten om samen te werken met het VN-tribunaal nu groter dan ooit. En niet alleen de overheid, ook steeds meer Serviërs op straat lijken te beseffen dat een democratiseringsproces in Servië alleen kan plaatshebben als Belgrado samenwerkt met Den Haag.
Begin deze week beloofde de minister van Buitenlandse Zaken van de nieuwe statenbond Servië en Montenegro, Goran Svilanovic, dat nog deze maand twee nieuwe verdachten aan Den Haag zullen worden uitgeleverd. Het gaat om Jovica Stanisic, die van 1992 tot 1998 chef van de geheime dienst was, en Frank Simatovic, commandant van de Rode Baretten voor ”de Legionnair”. Beiden worden ervan verdacht, te hebben meegewerkt aan de verdrijving van niet-Serviërs uit Kroatië en Bosnië in de periode 1991-1995. Of zij iets te maken hebben met de moord op Djindjic is niet bekend. Na de moord werden zij zonder nadere verklaring opgepakt.
Ook de minister van Defensie van Servië en Montenegro, Boris Tadic, liet zich niet onbetuigd. Zo hief hij een speciale militaire commissie op waarin hoge conservatieve generaals zitting hadden die het tribunaal in Den Haag niet bepaald vriendelijk waren gezind. Deze commissie was na de val van Milosevic in het leven geroepen om militairen die zich vrijwillig hadden overgeleverd aan het tribunaal, van archiefmateriaal voor hun verdediging te voorzien. De commissie stond echter onder de verdenking voortdurend gegevens door te sluizen naar Milosevic.
De schoonmaakoperatie kan grote gevolgen hebben voor het proces tegen de ex-dictator. Tijdens de vele rechtszittingen bleek Milosevic keer op keer zeer goed op de hoogte te zijn van allerlei details. Meermalen citeerde hij uit strafdossiers en berichten van Interpol. Vaak kende hij het strafblad van de mensen die tegen hem getuigden. Nu de speciale militaire commissie is opgeheven en zijn ’achterban’ in de gevangenis zit, ziet het ernaar uit dat Milosevic de klus verder alleen moet klaren.
Aan de bescherming van Milosevic-aanhangers door het leger en de geheime diensten lijkt nu echt een einde te zijn gekomen. De lucht rond de oorlogsmisdadigers die nog steeds op vrije voeten zijn, wordt steeds ijler. Twee van hen staan hoog op het verlanglijstje van Den Haag: Radovan Karadzic en Ratko Mladic, de politiek respectievelijk militair leider van de Serviërs in Bosnië. Of Djindjic hén postuum naar Den Haag zal weten te krijgen, is echter zeer de vraag.