Schrijf het CDA nog niet af
Het CDA heeft nog steeds potentie om de grootse partij te worden, vindt dr. Alexander van Kessel. De partij moet daarvoor een open debat voeren over de koers, waarbij alle vleugels mogen meedoen.
Al ten tijde van de oprichting van het CDA, midden jaren 70, beweerden linkse intellectuelen dat KVP, ARP en CHU zouden „sterven in elkaars armen.” Dat was te vroeg gejuicht. Tijdens het premierschap van Lubbers behaalde het CDA bij de verkiezingen van 1986 en 1989 54 zetels en onder Balkenende werd de partij drie keer de grootste, in 2002, 2003 en 2006.
De desastreuze nederlaag van het CDA bij de verkiezingen van 9 juni gaf echter andermaal aanleiding tot de gedachte dat de partij haar beste tijd heeft gehad. Onmiskenbaar is de trend neerwaarts. Haalden de drie confessionele partijen in 1963 nog 76 zetels, in juni kwam het CDA niet verder dan 21. Door maatschappelijke ontwikkelingen zoals ontzuiling en ontkerkelijking is het kernelectoraat in de tussenliggende jaren geslonken, een ontwikkeling die voorlopig ook niet lijkt te stoppen.
De 54 zetels van Lubbers zullen dan ook niet snel te evenaren zijn. Toch kan het CDA best weer de grootste worden. De christendemocratische politieke filosofie heeft nog steeds electorale potentie, ook bij niet-kerkgangers. De partij moet om dat potentieel te benutten wel (weer) beschikken over een betrouwbare bestuurlijke uitstraling, een helder profiel en een geschikte lijsttrekker.
Dit najaar heeft de partijtop met de keuze voor regeringsdeelname vooral ingezet op bestuurlijke betrouwbaarheid. Dat is echter onvoldoende voor een echte revival. De partij moet haar kernwaarden gespreide verantwoordelijkheid, gerechtigheid, solidariteit en rentmeesterschap evenwichtig en in samenhang vertalen naar actuele politieke kwesties zoals de integratie van nieuwe Nederlanders en het bestrijden van de economische crisis. Daarmee moet het CDA zich onderscheiden van de politieke concurrenten. Met het louter bepleiten van deregulering wordt het CDA bijvoorbeeld algauw een ”VVD light”.
De partij moet over de koers een open discussie voeren. Negen jaar strakke partijdiscipline onder Balkenende –opvallend genoeg in de jaren 80 en 90 juist de vernieuwer van de CDA-agenda– hebben dit interne debat doen stagneren. Het partijcongres van 2 oktober liet zien dat het heel goed mogelijk is om met elkaar van mening te verschillen zonder ruziënd uiteen te gaan. Zonder wrijving geen glans!
Alle vleugels van de partij moeten bij dat debat betrokken worden. Wil het CDA weer de brede volkspartij van weleer zijn, dan kan het zich niet veroorloven om de tegenstanders van de gedoogconstructie te blijven negeren. Vertolkers van het christendemocratisch gedachtegoed bij uitstek zoals Klink, Veerman en Terpstra moeten een relevante positie in de partij (terug)krijgen.
Het CDA had in de jaren tachtig succes toen het geschraagd werd door alle geledingen, zowel progressief als conservatief. Het pleidooi van Hans Hillen om het CDA te transformeren tot een conservatieve partij kan dan ook slechts het begin van de interne discussie zijn, niet de uitkomst.
De auteur is onderzoeker bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij promoveerde in 2003 op een proefschrift over het CDA.