Economie

Eurozone in zwaar weer

De discussie over een mogelijk uiteenvallen van de eurozone laait weer op. „De kosten daarvan zijn zo hoog dat niemand dat zou moeten willen”, zegt beleggingsstrateeg Ben Steinebach van ABN AMRO.

Drs. A. A. C. de Rooij
27 November 2010 12:15Gewijzigd op 14 November 2020 12:41
Een overzicht van de zestien landen die de euro hebben ingevoerd, met bij elk toegevoegd deomvang in 2009 van respectievelijk het begrotingstekort en de staatsschuld, beide in procenten van het bruto binnenlands product (bbp). Beeld RD, Corné van der Hors
Een overzicht van de zestien landen die de euro hebben ingevoerd, met bij elk toegevoegd deomvang in 2009 van respectievelijk het begrotingstekort en de staatsschuld, beide in procenten van het bruto binnenlands product (bbp). Beeld RD, Corné van der Hors

Hij weigert te speculeren over allerlei sombere scenario’s voor de monetaire unie. Ze zullen er bij genoemde bank ongetwijfeld over nadenken, maar de senior macro-econoom benadrukt het gevaar van een selffulfilling prophecy. „Als iedereen roept dat Portugal de volgende is die een beroep moet doen op noodhulp, gebeurt dat vanzelf. Partijen gaan dan daarnaar handelen, de obligatiekoersen dalen en de rente stijgt. Aan dat spel wens ik niet deel te nemen.”

Ondertussen lijken de markten de aanval al te hebben ingezet. De steunoperatie voor Ierland, waartoe vorig weekend werd besloten, bracht geen kentering van het tij. Door de onrust liep deze week de vergoeding die investeerders vragen van de zwakkere euronaties, waartoe zij inmiddels ook Spanje rekenen, juist op.

Kortgeleden opperde Keith Wade, een specialist van een grote Britse vermogensbeheerder, op een conferentie in Londen dat Griekenland, Portugal en Ierland waarschijnlijk binnen vijf jaar uit de euro zullen stappen. „Deze landen hebben een concurrentienadeel en kunnen niet sterk genoeg groeien. Hun inkomsten zijn te laag om de torenhoge schulden af te lossen”, schetste Wade. Bondskanselier Merkel sprak een dezer dagen van een „buitengewoon ernstige situatie.” Eén ding is zeker: de eurozone verkeert in zwaar weer.

Steinebach reageert: „Als ik destijds had mogen beslissen over de toelating van Griekenland tot de gemeenschappelijke munt, had ik gezegd: niet logisch. Een eurozone met de Grieken noem ik bepaald geen optimaal valutagebied. Maar ze zitten er nu eenmaal in. Op enig moment verder gaan zonder hen, acht ik zeer onverstandig. Dat zou enorme kosten met zich meebrengen. Daar is niemand bij gebaat.” Zo zou het de bankwereld met flinke verliezen opzadelen.

„Ik heb vertrouwen in de regering van premier Papan­dreou. Die pakt de crisis op een juiste wijze aan, maar het is wel een zaak van lange adem. En het is niet gemakkelijk, het betekent voor de burgers dat ze aan welvaart inboeten”, merkt Steinebach op.

Hij vervolgt: „Ierland vind ik een ander geval. Daar schuilt het probleem niet in een zwakke economische structuur, maar in de grote omvang van het bankwezen en het instorten van de vastgoedmarkt. De banken hebben er dit jaar rond 85 miljard euro afgeschreven op slechte leningen. Dan praat je bij een kleine economie als de Ierse meteen over 55 procent van het bruto binnenlands product. Dat is heel veel.

Ierland heeft geluk dat het tot de eurozone behoort. Anders was het precies eender gegaan als met IJsland. Een land met een eigen munt en een relatief forse banksector en met een tekort op de betalingsbalans, waardoor het zijn munt niet goed kan steunen, is zeer kwetsbaar. Dat hebben we bij IJsland gezien, dat ging failliet. De IJslandse kroon zakte volledig in. Dat gebeurt niet met de euro en daarin ligt de redding voor Ierland.

Ierland groeide lange tijd zeer snel, met jaarlijks 10 procent of meer, vooral via de export naar het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Het werd aangeduid als de Keltische tijger. Het hanteert een tarief voor de vennootschapsbelasting van slechts 12,5 procent. Daardoor heeft het een gunstig vestigingsklimaat voor bedrijven. Dat zijn factoren die ook veel financiële dienstverlening aantrekken. Daardoor is het bankwezen er zo groot”, legt de econoom van ABN AMRO uit.

De steunoperatie van EU en IMF zal waarschijnlijk 80 tot 90 miljard euro omvatten. Al dat geld moet een keer worden terugbetaald. Het betekent dat er in de komende jaren drastische bezuinigingen nodig zijn.

Steinebach: „Ik denk dat het lukt om die zware ombuigingsinspanningen te realiseren. Ik zie een cultuurverschil tussen de Grieken en de Ieren. De Grieken gaan de straat op om te protesteren tegen bezuinigingsmaatregelen. In Ierland demonstreren de mensen omdat het optreden van de regering in het verleden naar hun mening niet alert genoeg was. Had maar eerder de zaak gesaneerd, we waren bereid geweest daarvoor in te leveren, bespeur je als hun houding.

Verder is het de vraag of Ierland die 80 of 90 miljard ook volledig zal gebruiken. Dat hoeft niet. Tot medio 2011 heeft het geen financieringsprobleem, beschikt het over voldoende kapitaal om zijn verplichtingen na te leven.”

Dus Ierland heeft dat geld op dit moment eigenlijk niet nodig. Was de toezegging van noodsteun dan alleen een psychologisch gebaar om de financiële markten te kalmeren?

„De daling van de obligatiekoersen in de voorbije periode had natuurlijk óók in hoge mate een psychologisch karakter. En wat te denken van die telkens terugkerende vraag in de media: wie volgt? Die is niet zozeer gebaseerd op feitelijke informatie over de overheidsfinanciën of het bankstelsel of de vastgoedsector; nee, ook die mag je scharen onder psychologie, gewoon van: wie is er nu aan de beurt?”

Bedoelt u te zeggen dat de markten overdreven hebben in de afgelopen weken?

„Nee, dat woord wil ik niet in de mond nemen. Kijk, er ontstond twijfel over de soliditeit van Ierland en van de schuld daar. Dat betekent dat beleggers in staatsobligaties, en trouwens ook in bankobligaties, hebben besloten: nou, dan nemen we het zekere voor het onzekere, dan verkopen we die stukken. Begrijpelijk.”

Om dan maar bij de feiten te blijven: hoe staat de Portugese economie er voor?

„Bij Portugal is geen sprake van een heel hoge staatsschuld en het heeft een gezond bankwezen. Dus wat dat betreft zal het niet zo gauw in moeilijkheden raken. Het heeft wel een stevig tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans, het importeert dus veel meer dan het exporteert, en daardoor moet het een beroep doen op de internationale kapitaalmarkten om zijn begrotingstekort te dekken. Dat is een kwetsbaar element.”

Is de eurozone nu in problemen door oorzaken van buitenaf, zoals kredietcrisis en recessie, of zitten er gewoon constructiefouten in dat project?

„Je mag inderdaad spreken van ook constructiefouten. Het gaat natuurlijk niet alleen om een economische en monetaire unie, er is bij de invoering van de gemeenschappelijke munt ook een politieke factor van betekenis, namelijk het streven naar Europese eenwording. Voor het gebrek daaraan betalen we een prijs.”

Wat zou er dan binnen de eurozone moeten veranderen?

„Als we de vergelijking maken met de Verenigde Staten, dan zien we dat daar de staat Californië, die zelfstandig een heel grote economie vormt, nagenoeg failliet is, maar toch overeind blijft doordat de federale overheid een belangrijke rol vervult. Dat we dat in Europa missen, is een tekortkoming in de structuur hier. Er wordt hard aan gewerkt om dat te verbeteren, via strenger toezicht vanuit Brussel op de nationale begrotingen, maar ja, de EU-landen zitten op dit punt niet op één lijn.”

U doet niet mee aan het somberen. Sluit u een herstructurering van de schulden in landen als Griekenland en Ierland, 
met een afstempeling van 
obligaties, voor de toekomst uit?

„Nee, dat kun je nooit uitsluiten. Mijn stelling is zelfs dat ze daarmee niet zo lang moeten wachten totdat de markten het afdwingen, maar dat ze beter zelf het voortouw kunnen nemen, met een goede communicatie naar de financiële wereld. IMF-studies wijzen uit dat bij die aanpak de schade het minst groot is. Het betekent wel pijn lijden voor de obligatiehouders. Maar daar wil de EU, met Duitsland voorop, in een permanent crisismechanisme vanaf 2013 ook naartoe, begrijp ik.”

Een herstructurering zal in ieder geval voor 2013 niet aan de orde zijn?

„Ik verwacht niet dat het nodig is voor die tijd.”


Noodfaciliteit

Begin mei besloot de EU, in overleg met het Internationaal Monetair Fonds (IMF), voor Griekenland een vangnet van 110 miljard euro aan te brengen. Dat geld komt in stukjes beschikbaar, mede afhankelijk van de vorderingen bij de sanering van de overheidsfinanciën. In genoemde maand ontving Athene een eerste tranche van 20 miljard euro. In augustus volgde een tweede van 9 miljard en deze week werd een derde van eveneens 
9 miljard toegekend.

De EU riep verder een reddingsmechanisme in het leven waarop andere landen met betalingsproblemen een beroep kunnen doen, de zogeheten Europese Financiële Stabiliteit Faciliteit (EFSF). Die omvat 750 miljard euro: 440 miljard van de eurolanden, 60 miljard van de Europese Commissie en 250 miljard van het IMF.

Het gaat hierbij om garanties. De EFSF leent, zodra het nodig is, die middelen op de kapitaalmarkt en de overheden stellen zich, elk voor een deel, garant voor de terugbetaling. Als die te zijner tijd keurig volgens afspraak plaatsvindt, kost het de belastingbetaler in Nederland en elders dus geen cent.

Ierland is de eerste lidstaat die van deze pot gebruikmaakt. Over 
de precieze omvang van de toezegging wordt nog gesproken. Naar verwachting zal het bedrag liggen tussen de 80 en de 90 miljard euro.

De EFSF heeft een tijdelijk karakter. Halverwege 2013 houdt dit noodfonds op te bestaan. Inmiddels praten de EU-landen over een permanente regeling voor daarna. President Van Rompuy werkt aan een concreet voorstel. Dat komt aan de orde tijdens de top van de regeringsleiders op 16 en 17 december in Brussel.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer