Opinie

”Nu” en ”dan” in de preek

Op een doctoraalcollege gewijd aan predikkunde analyseren we twee preken: een van de Schotse prediker Horatio Bonar en een van prof. G. Wisse. Een van de studenten typeert: „Bij Bonar is het: ”nu!”; bij Wisse: ”dan…, dan…, dan..!””

Prof. dr. A. Baars
26 November 2010 17:50Gewijzigd op 14 November 2020 12:40
Dorpskerk Bleiswijk. Foto RD, Henk Visscher
Dorpskerk Bleiswijk. Foto RD, Henk Visscher

De belangrijkste vragen die hierbij rijzen, zijn uiteraard: Wat wordt hiermee bedoeld, en: Is deze typering terecht?

Eerst iets over de kwestie van preekanalyse. Wellicht roept die woordcombinatie op. Preken heeft toch niets te maken met analyse? Een preek kan immers niet vergeleken worden met een scheikundige verbinding of iets dergelijks? Die kun je analyseren, maar een preek wil gehoord, verwerkt en toegepast worden.

Toen professor Graafland met emeritaat ging, werd hem een afscheidsbundel overhandigd waarin ook een van zijn preken werd geanalyseerd. Hij reageerde daarop in een artikel met als titel: ”Mijn preek op de snijtafel”. Prof. Graafland had er wat moeite mee dat zijn preek op de analytische ontleedtafel werd gelegd. Het is immers allereerst de bedoeling dat een preek gezegend wordt aan ons hart en in ons leven. Die uitwerking van een preek laat zich niet in kaart brengen via een wetenschappelijke analyse.

Toch is het niet onbelangrijk dat preken in het kader van de opleiding tot predikant ook aan een goede analyse worden onderworpen. Op die manier kan namelijk duidelijk worden wat er in een preek goed gaat en wat niet. Via een analyse kun je erachter komen of de Bijbeltekst in de preek helder wordt uitgelegd en toegepast, of wordt scheefgetrokken of zelfs tot zwijgen wordt gebracht. Analyse kan ook duidelijk maken of het werk van God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest in de prediking tot zijn recht komt. En –om niet meer te noemen– op deze manier kan ook helder worden of het taalkleed van de preek zo is dat de boodschap voor de gemeente duidelijk is. Soms is dat laatste te illustreren aan de hand van de kleine woordjes die in een preek gebruikt worden, zoals ”nu” en ”dan”.

Nu

Het woord ”nu” werd tijdens het genoemde college verbonden met Horatio Bonar (1808-1889). Deze Schotse prediker behoort met name in zijn jonge jaren tot de vriendenkring van Robert Murray McCheyne. Hij staat bekend om zijn krachtige prediking. Bovendien wordt die gekenmerkt door een ruim aanbod van genade en een dringende oproep om nu –in dit heden van de genade– de toevlucht te nemen tot Christus.

Enkele karakteristieke zinnen uit de bewuste preek: „Christus kwam niet om rechtvaardigen, maar om zondaars te roepen tot bekering. Het is het kwade en niet het goede in ons dat de zondaar en de Zaligmaker zo gepast voor elkaar maakt. Juist dat maakt de zondaar zo welkom bij de Zaligmaker en de Zaligmaker zo welkom voor de zondaar. O, wat een geopende deur is dit voor iedere zondaar om binnen te komen! O, wat een veilige schuilplaats is dit voor iedere zondaar om naartoe te vluchten! U die nog zonder schuilplaats leeft, wilt u niet tot Hem vluchten en gered worden? Welke rijkdommen van vergeving zijn hier opgehoopt in de persoon van onze heerlijke Hogepriester! U die de vergeving nog niet kent, wilt u vandaag, op dit moment, niet komen en vergeving ontvangen? Het is het kwade dat u eigen is en niet het goede dat u geschikt maakt om te komen. Het is uw onheiligheid en niet uw heiligheid die u met u mee moet brengen. Het is uw duisternis die maakt dat u zo welkom bent bij Hem die „het licht van de wereld” is. (…) Leg uw zaak in Zijn handen. Neem Hem aan als het Lam dat uw zonden draagt en uw Plaatsbekleder.”

Nu wordt Bonar om dit soort uitspraken wel bekritiseerd. Hierbij gaat het er meestal niet in de eerste plaats om dat het Evangelie dat hij bracht te ruim zou zijn. Het punt van kritiek is veel meer dat hij het bevel om tot Christus te komen en te geloven zozeer benadrukt dat onderbelicht blijft dat het geloof een gave van God is.

Om na te gaan of deze beschuldiging waar is, zouden we alle uitgegeven preken van Bonar moeten bekijken. Dat kan in het kader van deze korte bijdrage natuurlijk niet. Het was in elk geval niet de bedoeling van Bonar om de roeping tot geloof en tot bekering op een min of meer remonstrantse manier in te vullen. Wel waren we het er tijdens het college over eens dat het werk van de Heilige Geest in het brengen van zondaren tot het geloof in deze preek te weinig doorklinkt.

Dat neemt overigens niet weg dat de oproep tot geloof en bekering op zichzelf genomen een motief is dat duidelijk in de Schrift en de belijdenis verankerd ligt. Wie bijvoorbeeld de evangeliën en het boek Handelingen doorbladert, komt daarin herhaaldelijk de oproep tegen: „Bekeert u!” of: „Bekeert u en gelooft het Evangelie!” (zie onder andere Matth. 4:17; Mark. 1:15; Hand. 2:38; 16:31). Hierom benadrukken de Dordtse Leerregels ook dat de belofte van het Evangelie aan alle mensen „zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof” (DL II, 5).

Aan de klem van dat bevel mogen wij ons niet onttrekken. Het moment dat wij de preek horen, is tot de rand toe gevuld met ”het heden der genade”. Daarom laat de God van het Woord geen uitstel toe als wij Zijn Woord horen: „Heden, zo gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet!” (Ps. 95:7). 
Het is de boze die ons voortdurend wijsmaakt dat het allemaal zo dringend niet is en dat de bekering nog wel even kan wachten.

Dan

De andere preek die besproken werd, is die van prof. Wisse over Filippensen 1:21: „Want het leven is mij Christus en het sterven is mij gewin.” Al zijn er raakvlakken met de preek van Bonar, het is een andere preek over een andere tekst die ook in een andere preektraditie staat. Een citaat uit het slot van de preek, waarin het woordje ”dan” veelvuldig voorkomt. Het gaat over mensen die wel de Heere vrezen, maar tegelijkertijd heimelijk op hun eigengerechtigheid steunen. Prof. Wisse: „Ja, dan is er in het middelpunt soms wel leven, maar aan de omtrek vaak weinig openbaring (van het leven). Dan is het leven zo menigmaal niet levendig; dan schittert het niet uit, noch voor de Heere, noch voor Gods volk, noch voor de wereld. Dan rijzen de geuren van het leven niet, de bloemen worden niet gezien, de vruchten niet geoogst. Dan is er achteruitgang in de genade; dan komen weer allerlei zonden aan het woord. Dan is er geen kracht tot strijd, maar slapheid, geen lust tot gebed, geen begeerte naar Gods gunstgenoten; geen genadeleven en geen hemelverlangen. Ja, dan komt daaruit menigmaal voort dat ook Gods kinderen niet blijmoediger denken aan hun sterfbed. Dit moet ons verootmoedigen voor God, geliefden. Hier is ondubbelzinnige besliste bekering nodig; voortgezette bekering; verbondsvernieuwing met Jehova.”

Wat hier op het vlak van de taal gebeurt, is duidelijk. Wisse wijst de gevolgen aan van de verslapping of verachtering van het geestelijke leven. Het voortdurende ”dan” onderstreept dat. Dit woordje wordt echter ook regelmatig op een andere manier in preken gebruikt. In dat geval moet het benadrukken in welke volgorde geestelijke lessen in het persoonlijke leven geleerd worden. Het patroon ziet er dan als volgt uit: „Eerst leert Gods volk…, en dan…. en dan.” Ook die reeks komt in deze preek van Wisse voor.

Nu wordt als bezwaar tegen met name de laatste benadering aangevoerd dat de preek zo een schildering van het geestelijke leven geeft die op een afstand blijft. Het Woord van God raakt de hoorder zo niet werkelijk, omdat hij niet echt aangesproken wordt. Hij wordt niet werkelijk geconfronteerd met zijn geestelijke nood en overtuigd van de noodzaak van geloof en bekering.

Natuurlijk bestaat dat gevaar, zeker als een preek sterk beschrijvend is en slechts een zwak of helemaal geen appel doet op de hoorders. Maar daarvan kan men in elk geval Wisse niet beschuldigen. Al neemt het ”beschrijvend element” in zijn preken een belangrijke plaats in, het appellerende ontbreekt bepaald niet. Integendeel, 
er zijn preken van zijn hand 
waarin wij zondige mensen indringend worden opgeroe-
pen tot bekering en waarin 
het aanbod van Gods genade ruim en rijk wordt verkon-
digd.

De prediking van het Evangelie dient namelijk niet op te gaan in enkel appel, gesteld dat zoiets bestaat. Een voortdurend appel gaat namelijk snel erg ”moeterig” klinken: het legt de mensen allerlei plichten en verantwoordelijkheden op, maar bevat vaak weinig geestelijke leiding. Een goede preek roept niet alleen op tot geloof en bekering, hij bevat ook onderwijs hoe de Heilige Geest geloof en bekering werkt in de harten van zondige mensen en hoe struikelblokken worden weggeruimd en vragen worden beantwoord.

Altijd

Beide aspecten dienen in de prediking niet nu en dan, maar steeds hun eigen plaats te krijgen. Het ”nu” van de dringende oproep tot bekering en geloof die geen uitstel toelaat, moet in elke preek doorklinken. Maar ook de geestelijke leiding waarin duidelijk wordt hoe de Heilige Geest onder, door en met het Woord wil werken, dient voortdurend aan de orde te komen.

Uiteraard zal afhankelijk van de kleur van de boodschap van de tekst het ene aspect nu eens uitvoeriger aandacht krijgen, terwijl dan weer het andere aspect sterker naar voren komt. Maar geen van beide aspecten mag gemist worden. Dat is Bijbels, want een van de belangrijkste woorden voor prediking in de Schrift wil zeggen dat het Woord geproclameerd moet worden met een dringend appel op het hart en het leven van de hoorders. En een ander kernwoord voor prediking herinnert eraan dat het hier gaat om onderwijs in de leer van de Schriften en in de verborgen omgang met God.

Vaker dan wij denken, lichten zulke dingen op in de kleine woordjes in de preek.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer