Eigen kerkelijk gelijk bedreigt gereformeerde gezindheid
De toenemende kerkelijke verdeeldheid in Nederland lijkt zich te gaan wreken in spanningen binnen de gereformeerde gezindte, vreest drs. P. J. Vergunst. De vraag is welke prijs reformatorische christenen willen betalen voor het eigen kerkelijk gelijk.
Deze bijdrage begin ik met het citeren van een familielid, de in 1981 overleden ds. A. Vergunst. In 1967 schreef hij in De Kerkbode der Gereformeerde Gemeenten van Rotterdam: „Wij, die buiten de Ned. Herv. Kerk leven, maar niet los van haar mogen leven, zouden de strijd van hen die worstelen binnen de Hervormde Kerk om het goed recht van de Gereformeerde Belijdenis veel meer moeten meestrijden. Dat geschiedt veel te weinig. We leven zo veel te veel langs hen heen die het soms o zo zwaar hebben. Zij moeten zich gesterkt weten door zovelen, die de Gereformeerde leer liefhebben. Ze moeten tot trouw vermaand en aangespoord worden.”
Al is de kerkelijke context waarin deze woorden gesproken werden in ruim veertig jaar veranderd, de strekking van de woorden van deze predikant zijn uiterst actueel. Overigens is hier geen dominee aan het woord die zich vooral bezighield met (heel goede dingen als) prediking, pastoraat en catechese in de eigen gemeente. Ds. Arie Vergunst was niet alleen vijf keer preses van de synode van de Gereformeerde Gemeenten, maar ook actief bestuurlijk betrokken bij interkerkelijke samenwerkingsverbanden: VGS, SGP, Driestar en RD. Dat „goed recht van de gereformeerde belijdenis” heeft hem gestimuleerd tot samenwerking op veel terreinen, zonder de loyaliteit aan het eigen kerkverband op te geven.
Middelmatig
Waarom het citaat mij raakt? Ik denk omdat we eerlijk moeten constateren dat het onderlinge meeleven in de kerken van gereformeerd belijden afneemt. De inhoud van de gereformeerde belijdenis heeft helaas kerkelijke breuken niet kunnen verhinderen, omdat de artikelen 27 tot en met 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis verschillend geïnterpreteerd worden. Die breuken blijven zonde voor God.
Tegelijk zijn we dankbaar voor het feit dat in die gebrokenheid er tal van interkerkelijke samenwerkingsverbanden zijn waar afgevaardigden van diverse kerken elkaar wel ontmoeten. Ik signaleer echter dat de moeiten om dit te continueren groter worden, wat gevolgen kan hebben voor de levensvatbaarheid van verschillende organisaties. Wie het vatten kan, die vatte het.
Het noemen van voorbeelden zou verduidelijkend werken, maar is ook kwetsbaar. Ik wil in deze bijdrage niemand speciaal aanwijzen, maar me tot allen richten die zich innerlijk op het gereformeerd belijden betrokken weten. Toch enkele voorbeelden. Hoe kan het dat een orthodoxe theoloog na de uitkomst van het debat in de protestantse synode over het rapport ”Spreken over God”, dat unaniem aanvaard is en waarmee ds. K. Hendrikse impliciet en helder geantwoord is, in het dagblad Trouw dit debat afdoet als „hakkelen over God?” Staat de gezindheid waarmee dit geschreven is niet haaks op het citaat waarmee ik dit artikel begon?
Hoe kan het dat er onvoldoende liefde en bescheidenheid zijn om elkaar in middelmatige zaken enige ruimte geven, dat de loyaliteit met orthodox-christelijke onderwijsinstellingen bij ouders afneemt en de kittelachtigheid bij kerkenraden soms toeneemt? Als we als reactie op de sterk veranderende samenleving, op de godloze cultuur, op het gevoel dat er zo veel is wat de gemeenten bedreigt, elkaar slecht gaan verdragen en zo denken onze eigen kerkelijke positie veilig te stellen, bevorderen we slechts een aangrijpend ontkersteningsproces.
Dit pleidooi voor een wat royalere erkenning van eigen keuzen die een kerkelijke gemeenschap maakt en voor het daarin de ander uitnemender achter dan jezelf, betekent geen relativering van de leer van Christus, van het beslissende gezag dat Zijn Woord heeft. Integendeel, daar kan zeker een front liggen. Maar, het gereformeerde heeft niet alleen met de leer, maar ook met onze houding te maken: gereformeerd zijn is een genadegave die een kerk, gemeente of persoon alleen in een tollenaarsgestalte kan ontvangen en behouden. En die tollenaar had aan zichzelf genoeg.
Verlangen
Groen van Prinsterer liet halverwege de negentiende eeuw de gereformeerde gezindheid boven de kerkelijke eenheid gaan. Of dat juist was, is een aparte discussie. Anderhalve eeuw later stel ik de vraag of we de eenheid in die gereformeerde gezindheid niet kwijtraken. De verantwoordelijkheid daartoe ligt vooral bij degenen die geroepen zijn aan de gemeenten vanuit het Woord van God leiding te geven.
Ieders kerkelijke wonden en zonden zijn in onze tijd groot. Nu we advent naderen, weten we dat Christus ook kwam voor die kerkelijke schuld. Het gebed om daarvan verlost te worden mag gepaard gaan met het verlangen die niet groter te maken.
De auteur is algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond en hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.