Binnenland

Opnieuw poging oorlogsmisdadiger in handen te krijgen

HAARLEM – Al 58 jaar leidt Klaas-Carel Faber een vrij bestaan in Duitsland. Beschermd door een richtlijn van Hitler. Justitie doet opnieuw een poging de voortvluchtige Nederlandse oorlogsmisdadiger in handen te krijgen.

L. Vogelaar
25 November 2010 14:41Gewijzigd op 14 November 2020 12:39
Beeld antifascistencyclopedia
Beeld antifascistencyclopedia

„Een heb ik er in het ziekenhuis geslagen met een gebroken neusbeen en gekneusde rib.” Trots schreef Klaas-Carel Faber aan zijn familie hoe hij in Hoogezand was opgetreden tegen tegenstanders van de Duitse bezetter. De jonge SS’er werd samen met zijn broer Pieter Johan berucht vanwege hun uiterst gewelddadig optreden tijdens hun activiteiten voor de Sicherheitsdienst (SD) in Groningen.

De oorlogsmisdadiger tegen wie het Team Executie Strafvonnissen (TES) van het openbaar ministerie nu een Europees Arrestatiebevel (EAB) heeft uitgevaardigd, woont in een flat in Ingolstadt in Beieren, waar hij in de Audi-fabriek een kantoorbaan had. Journalisten van het Haarlems Dagblad spoorden Faber op, maar hun vroegere plaatsgenoot was niet plan hen te woord te staan. In de buurt stond de man bekend als vriendelijk, maar afstandelijk, „een keurige heer op wie niets, maar dan ook niets is aan te merken.” Behalve dan dit: hij heeft nooit spijt betuigd over zijn gruwelijke oorlogsmisdaden.

Klaas-Carel Faber (88) is tot nu toe niet uitgeleverd omdat hij als lid van de Waffen-SS automatisch de Duitse nationaliteit kreeg. Dat was een gevolg van een besluit van Hitler uit 1943. In augustus dit jaar gaf de Duitse minister van Justitie het openbaar ministerie van zijn land opdracht te onderzoeken of Faber alsnog berecht kan worden. Van uitlevering aan Nederland is echter nog altijd geen sprake.

Faber is de zoon van een Haarlemse banketbakker. Thuis kreeg hij het fascisme met de paplepel ingegoten. „Ik was reeds voor den oorlog pro-Duitsch”, verklaarde hij.

Klaas-Carel behoorde tot de Nationale Jeugdstorm, folderde voor de NSB en werd door de –Joodse– directeur van school gestuurd omdat hij propaganda maakte voor het nationaal-socialistische gedachtengoed.

Nederland was nog maar twee maanden onder de voet gelopen toen Faber zich in München als vrijwilliger meldde bij de Waffen SS. Later was hij lijfwacht van NSB-leider Mussert. Dagblad De Pers omschreef hem als een echte knokker, met een stierennek en een eigenwijze mondtrek.

Toen verzetsstrijdster Hannie Schaft, bekend als ”het meisje met het rode haar”, in juli 1944 vader Faber liquideerde, maakte dat bij zijn zoons volgens een Nederlands reclasseringsrapport „een laaiend wraakgevoel” los. Bij de Sicherheitspolizei in Groningen, waar ze als politiewachtmeesters waren gedetacheerd, gingen ze zich te buiten aan martelingen.

Klaas-Carel was in 1944 en 1945 betrokken bij het doodschieten van tientallen verzetslieden en andere arrestanten in het Drentse Exloo, Westerbork en Norg. Hij nam deel aan razzia’s, waarbij eveneens dodelijke slachtoffers vielen. Faber behoorde ook tot het Sonderkommando Feldmeijer, dat tijdens Aktion Silbertanne mensen vermoordde als represaille voor aanslagen op Nederlandse collaborateurs.

Toen de grond de broers tegen het einde van de oorlog te heet onder de voeten werd, vluchtten ze naar Schiermonnikoog. Samen met de SD’er Jan Ale Visser, die later levenslang kreeg voor een bloedbad in Sneek, probeerde Klaas tot twee keer toe tevergeefs Jan Weber, een gepensioneerd kapitein die de laatste weken van de oorlog als een soort burgemeester van het eiland fungeerde, uit de weg te ruimen.

Tijdens het strafproces na de oorlog noemde de aanklager de broers Faber „de ergsten” van de SD’ers. Pieter Jan kreeg op 10 juli 1948 de kogel. Ook zijn broer Klaas-Carel was op 9 juni 1947 in Leeuwarden ter dood veroordeeld. Zijn straf werd in januari 1948 echter omgezet in onherroepelijk levenslang.

Faber ontsnapte op Tweede Kerstdag 1952 met zes andere veroordeelde oorlogsmisdadigers, onder wie Herbertus Bikker (1915-2008), uit de Koepelgevangenis in Breda. Tijdens het draaien van een film slopen ze naar het kolenhok, pakten twee ladders en klommen over de muur. Handlangers die buiten klaarstonden, vervoerden het zevental in auto’s naar de grens. Bij Ubbergen kwamen ze Duitsland binnen, waar ze 10 mark moesten betalen vanwege illegale grensoverschrijding.

Nadat Nederland om uitlevering vroeg, zat Faber van half januari tot begin april 1953 vast. De rechtbank in Düsseldorf verwierp het verzoek echter, omdat Faber als gevolg van zijn SS-lidmaatschap Duits staatsburger was.

Tijdens een volgend proces, in 1957, werd Faber in Düsseldorf vrijgesproken van doodslag. Tijdens dat proces werden echter alleen Duitse getuigen gehoord. De Duitse rechtbank legde de Nederlandse veroordeling van Faber wegens moord hiermee naast zich neer.

Een Nederlands verzoek tot herziening in 2004 leidde evenmin tot uitvoering van de opgelegde straf. In antwoord op Tweede Kamervragen meldde minister Hirsch Ballin van Justitie dat hij het betreurde dat „het nog niet mogelijk is gebleken Klaas-Carel Faber verantwoording te laten afleggen voor zijn misdaden.”

In januari 2007 maakte Duitsland bekend dat de vier nog levende veroordeelde Nederlandse oorlogsmisdadigers –naast Faber en Bikker waren dat Heinrich Boere en Siert Bruins– niet zouden worden uitgeleverd. Bikker, alias de Beul van Ommen –een rechtszaak tegen hem was in 2004 vanwege zijn gezondheid afgebroken–, overleed in 2008. Dat werd pas een halfjaar later in Nederland bekend.

Van de vijf oorlogsmisdadigers die in 1952 samen met Bikker en Faber ontsnapten, zijn Sander Borgers, Willem van der Neut en Antoine Touseul in Duitsland overleden. Van Willem Polak is niet bekend of hij nog leeft. Jacob de Jonge keerde naar Nederland terug en zat nog een deel van zijn straf uit in Scheveningen.

Nabestaanden van slachtoffers richtten in april 2008 een open brief aan de Tweede Kamer met het verzoek Duitsland op te roepen Faber uit te leveren en Hitlers besluit uit 1943 in te trekken. „De tijd dringt. Deze zaak mag niet vergeten worden”, schreef A. Karskens, voorzitter van de stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden namens de familieleden.

Faber voerde volgens de brief „een ware terreur vanuit het roemruchte Scholtenshuis in de stad Groningen. Gevangenen werden met gummiknuppels mishandeld. Ook was hij betrokken bij de dood van zeker 22, sommige bronnen spreken van rond de vijftig, Nederlanders bij buitengerechtelijke executies. Daartoe behoren onder meer terechtstellingen in Kamp Westerbork en in de bossen van Norg.”

In maart dit jaar werd SS’er Heinrich Boere in Aken tot levenslang veroordeeld. Hij ging overigens in hoger beroep, waardoor hij voorlopig op vrije voeten blijft. De nabestaanden noemden het proces een bewijs dat er wel degelijk mogelijkheden zijn om Faber alsnog berecht te krijgen. Ook Boere was volgens eerdere verklaringen van de Nederlandse justitie niet langer te vervolgen. Een verzoek tot uitlevering van Boere was in 1983 afgewezen.

Siert Bruins (89), alias het Beest van Appingedam, vluchtte al tijdens de laatste oorlogsdagen naar Duitsland. Hij werd bij verstek ter dood veroordeeld. Hij leefde onder de naam Siegfried Bruns in het dorpje Breckerfeld, waar hij een tuinbouwbedrijf had. Soms ging hij, verstopt in de kofferbak van een auto, op bezoek bij zijn moeder in Assen.

In de jaren zeventig werd Bruins opgespoord door leden van de Groninger Groep, een groep particuliere speurders, en nazi-jager Simon Wiesenthal. Inwoners van Breckerfeld protesteerden toen dit tot strafvervolging leidde. Bruins kreeg in 1980 in Duitsland zeven jaar cel wegens medeplichtigheid aan de moord op twee joodse broers in de stad Groningen. Later kreeg hij nogmaals vijf jaar cel opgelegd.

Andere oorlogsmisdadigers waren al overleden voordat Duitsland in 2007 bekendmaakte niet aan uitlevering mee te werken. In 2006 overleed Toon Soetebier, die bij tal van razzia’s betrokken was en als bewaker in Kamp Erika bij Ommen onderduikers en Joden op beestachtige wijze folterde. Hij was in 1952 –eerder dan Faber en zijn zes kornuiten– uit de Bredase gevangenis ontsnapt en had daarna een tabakszaak in het Duitse Tübingen.

In 2003 overleed Dirk Hoogendam, die verantwoordelijk werd gehouden voor de dood van zeker acht mensen. Hij was veroordeeld voor deportatie, mishandeling en marteling. Na zijn vlucht naar Duitsland leefde hij onder de schuilnaam Dieter Hohendamm. Een journalist van De Telegraaf spoorde hem in 2001 op.

Een andere journalist legde in 2003 contact met Steven Barends (1915-2008), die in 1939 Mein Kampf in het Nederlands vertaalde. Na de oorlog werd Barends gezocht wegens zijn lidmaatschap van onder meer Zwart Front, de NSB en de SS. Hij was echter onvindbaar. In 1956 nam hij vanuit Duitsland schriftelijk contact op met het Nederlandse ministerie van Justitie met de vraag of hij nog werd gezocht. Ja, zei Nederland. En dus bleef Barends in Duitsland. Daar is hij overleden. Na de crematie werd zijn as overgebracht van Keulen naar een begraafplaats in Arnhem.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer