Erfgenamen
Romeinen 8:28.
„En wij weten dat dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede…”
De Heere heeft ons vrijwillig uitverkoren tot Zijn kinderen en daarom, niettegenstaande al onze zonden en lijden, heeft hij ons nog lief. Hij hoort Efraïm zowel zijn wederspannigheid, als zijn ziekte beklagen. Dan roept de Heere uit en Hij kan zich niet bedwingen (Jeremia 31:20): „Is niet Efraïm Mij een dierbare zoon, is hij Mij niet een troetelkind?”
God zal ons erfgenamen en mede-erfgenamen van Christus maken. Kinderen zijn van nature niet altijd erfgenamen, maar alle kinderen door aanneming wel. Gods kinderen zijn erfgenamen van de andere wereld. Hier wordt Jehova zelfs onze erfenis en ons deel in der eeuwigheid.
O, dat zulke vaten van toorn, van nature stokebranden van de hel, aldus uit genade kinderen van God, erfgenamen des hemels kunnen worden. Dat God ons de Geest van het kindschap wil geven. Dat wij de Geest der aanneming tot kinderen zullen ontvangen, door welke wij roepen Abba, Vader. De Geest der verzekering getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn. Hij getuigt niet alleen aan onze geesten, maar met onze geesten, dat is met onze vernieuwde consciënties. Aldus zijn allen gelovigen kinderen. Ik nu ben een gelovige en daarom ben ik een kind.
Isaac Ambrosius, predikant te Preston
”Voorrechten van een gelovige ziel”, 1660)