Commentaar: Proteststemmen tegen bezuinigingen
Ruim 100.000 monden werden afgelopen zaterdag opgesperd om te protesteren tegen de voorgenomen bezuinigingen op cultuur en de verhoging van de btw. Soms slaakten mensen de meest onzinnige kreten waarvoor elk gecultiveerd mens zich zou schamen. Maar het signaal is helder. Er is een deel van de bevolking dat de plannen niet pruimt.
Nu is dat op zichzelf niet vreemd. Dat er bezuinigd moet worden, beaamt iedere burger. Maar bijna iedereen vindt ook dat het vooral bij de buurman moet gebeuren en niet bij hem. Dat geldt zeker ook de culturele sector in ons land. Hij doet de dreigende voorspelling dat er een kaalslag zal plaatshebben als de regering haar plannen doorzet.
Toch is dat geklaag niet reëel. Voor het gemak vergeten de cultuurminnaars maar even dat in de achterliggende decennia steeds meer geld naar die sector is gegaan. Dat kon ook omdat de overheidsfinanciën dat toelieten. Met de stijging van de economische resultaten steeg ook het percentage subsidies aan culturele instellingen en festiviteiten. Het is dan toch niet onredelijk dat die sector gekort wordt nu de overheid de broekriem moet aanhalen.
Er is echter meer. Ondanks alle overheidsgeld dat in de achterliggende jaren in de sector is gepompt, bleef veel op het gebied van de cultuur iets voor de fijnproevers. Vaak waren dat mensen die zelf niet krap bij kas zaten. De gewone man bleef veelal thuis. Dat cultuur een bijdrage levert aan de verheffing des volk, werd ook in die gouden jaren niet waargemaakt. Het is dus een non-argument nu te beweren dat de prijsverhoging van toegangskaarten veel liefhebbers buiten de deur van toneel- en concertzalen zou houden.
Overigens valt er nog wel meer af te dingen op die bijdrage aan de verheffing des volks. Advocaten van de cultuur wijzen erop dat het werk van kunstenaars naar zijn aard grensverleggend is. Dat moge waar zijn. Maar het risico is dat de culturele sector zover voor de troepen uit loopt dat hij het volk niet meer ziet. Met als gevolg dat hun kunstwerken niet begrepen en nauwelijks bewonderd worden.
Fundamenteler is dat veel kunstuitingen niet bijdragen aan de verhoging van het peil van beschaving. Eerder is het tegendeel waar. Het merendeel van de kunstproducties is een aanval op het gevestigde waarden-en-normenpatroon. De Franse schrijver en journalist Edmond Thiaudière stelde begin vorige eeuw terecht: „De cultuur schijnt beter de ondeugd te kunnen verfijnen, dan de deugd te vervolmaken.” Naast puur economische is dit morele argument zeker ook van betekenis bij de rechtvaardiging van het beperken van de geldstroom richting de cultuursector.
Daarmee is natuurlijk niet gezegd dat elke kunstenaar op hetzelfde aambeeld hamert. Er zijn zeker voorbeelden te vinden van kunstwerken die de schoonheid van schepping en mens verbeelden. Die mogen bewonderd worden. Helaas is het echter vaak zo dat de gewone belastingbetalers dat wel doen, maar de culturele smaakmakers er hun neus voor ophalen. Ook dat geeft te denken. Misschien dat alle schreeuwers van zaterdag eerst bij zichzelf te rade moeten gaan.