Opinie

Kwaliteitsinstituut zorg moet er snel komen

Zonder een sturende rol van de overheid gaat marktwerking in de zorg ten koste van de kwaliteit, stellen prof. dr. Werner Brouwer, prof. dr. Frans Rutten en prof. dr. Wilfried Notten. Er moet daarom snel een kwaliteitsinstituut voor de zorg komen.

22 November 2010 09:40Gewijzigd op 14 November 2020 12:36
Foto ANP
Foto ANP

De marktwerking heeft nog niet geleid tot een betere kwaliteit van zorg, zo constateerde het Centraal Planbureau (CPB) enige tijd geleden. Dat hoeft niet te verbazen. De gunstige effecten van marktwerking, zeker op de kwaliteit van geleverde zorg, zijn immers pas op langere termijn te verwachten. Zulke effecten zullen ook niet ‘vanzelf’ ontstaan. Het waarborgen van de kwaliteit van zorg is namelijk bij uitstek een overheidstaak.

Het is dan ook goed dat voormalig minister Klink net voor de zomer de oprichting aankondigde van een kwaliteitsinstituut voor de zorg. Dat instituut moet de effectiviteit en de doelmatigheid in de zorg vergroten. Dat is van groot belang, juist nu de markt meer zijn intrede doet in de zorg.

Kwaliteit in de zorg betekent in eerste instantie dat mensen in de praktijk gepaste zorg ontvangen. De juiste zorg voor de juiste persoon dus. Dat gebeurt niet vanzelf, ook niet met marktwerking. Overheidsingrijpen is hierbij noodzakelijk.

Ten eerste vergt dit dat het verzekerde basispakket zo wordt samengesteld dat het noodzakelijke, effectieve en doelmatige zorg bevat, hetgeen nu nog maar ten dele gebeurt. Zo wordt een pakket gecreëerd waarmee, gegeven de beschikbare middelen, zo veel mogelijk goed wordt gedaan. Ten tweede moet worden bevorderd dat er ook in de praktijk gepaste zorg wordt geleverd. De goede dingen kunnen immers verkeerd worden gebruikt.

Het ontwikkelen van richtlijnen voor de medische praktijk is daarbij essentieel, om juist in de praktijk de kwaliteit van zorg te kunnen borgen. Daarmee kan onnodige en onwenselijke variatie in behandeling, bijvoorbeeld tussen ziekenhuizen, worden tegengegaan. Deze richtlijnen kunnen aan de hand van dezelfde criteria voor gepaste zorg worden vastgesteld. Dit voorkomt bijvoorbeeld dat de druk van concurrentie juist kwaliteitsverlagend werkt (in de race om kosten te drukken).

Van zulke richtlijnen kunnen dan ook veel partijen in de zorg van profiteren. Primair de Nederlandse burgers en patiënten, omdat hiermee optimale zorg wordt verzekerd en de doelmatigheid wordt bevorderd. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld verzekeraars zulke richtlijnen gebruiken als basis voor zorginkoop en kan de Inspectie voor de Gezondheidszorg eenduidiger ondermaatse zorg vaststellen en tegengaan. Juist in tijden van toenemende concurrentie is dit belangrijk. De concurrentie kan zich dan richten op het efficiënt aanbieden van gepaste zorg.

Het werk van een kwaliteits­instituut vereist een belangrijke investering in goede richtlijnen. De huidige richtlijnen variëren namelijk sterk in doelstelling, ontwikkelingsmethoden en meegewogen aspecten. Zo blijft bijvoorbeeld doelmatigheid veelal buiten beschouwing. Een kwaliteitsinstituut dient zich dan ook bezig te houden met de bevordering van gepaste zorg, van pakketbeheer en de implementatie daarvan tot en met het monitoren van de kwaliteit in de praktijk. Deze taken worden nu, maar gedeeltelijk en versnipperd, door verschillende organisaties behartigd. Het kwaliteitsinstituut kan die expertise op het terrein van bijvoorbeeld pakketbeheer en richtlijnontwikkeling bundelen en daarmee in het hart van de Nederlandse zorg komen te staan.

Daarbij dienen belangrijke partijen rondom praktijkrichtlijnen, zoals de wetenschappelijke verenigingen en niet in de laatste plaats burgers en patiënten, op een goede wijze te worden betrokken. Het creëren van draagvlak en het goed aansluiten bij de praktijk van de zorg zijn namelijk cruciaal voor een succesvolle implementatie, zeker in de complexe Nederlandse zorg. Ten slotte dient zo’n instituut een sterke wetenschappelijke basis te hebben om zijn belangrijke taken onafhankelijk en met gezag te kunnen uitvoeren.

In het buitenland zijn ondertussen hoopgevende ervaringen opgedaan met dergelijke instituten. Zo is er in Engeland ruime ervaring met gerichte adviezen over wat gepaste zorg is en met de ontwikkeling van praktijkrichtlijnen voor medisch handelen op basis van heldere, uniforme criteria (waaronder doelmatigheid) en processen. Ook daar wordt beoogd onwenselijke variatie tegen te gaan en de beschikbare middelen in de zorg optimaal in te zetten.

Kortom, dat marktwerking in de zorg, hoe nodig ook, niet alle problemen oplost, hoeft niet te verbazen. De overheid heeft en houdt belangrijke taken, niet in de laatste plaats in het kader van het borgen van de kwaliteit van zorg. Een kwaliteitsinstituut voorziet in een goede uitvoering van die taken, zoals voormalig minister Klink al aangaf. De huidige minister doet er dan ook goed aan deze (richt)lijn van haar voorganger voortvarend te volgen.

De auteurs zijn als hoogleraar verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Dit artikel is overgenomen van www.mejudice.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer