Dr. Nigel G. Wright: Vrije kerk, los van traditie, heeft toekomst
APELDOORN – De vrije kerk, los van oude tradities en van de staat, díé heeft de toekomst, stelt dr. Nigel G. Wright, rector van Spurgeon’s College in Londen. Hij was vrijdag in Apeldoorn aanwezig tijdens een vergadering van Nederlandse baptisten. „Wat vroeger de minderheidskerk was, wordt steeds meer een meerderheidskerk.”
Dr. Wright is rector van een baptistenopleiding die zich met de naam van Spurgeon tooit. Tussen zijn opleiding en die van de Metropolitan Tabernacle, Spurgeons oorspronkelijke gemeente in Londen, is echter verschil. Spurgeon’s College is aangesloten bij de Unie van Baptisten, de Tabernacle maakte zich al in de tijd van Spurgeon los van deze unie. Dr. Wright: „De Tabernacle is strikter en orthodoxer dan wij. Zij zullen ons liberaal noemen, maar dat zijn we niet. Wij noemen ons in hoofdlijnen evangelisch, zoals 95 procent van de Engelse baptisten dat is.”
De Londense rector ziet de wereldwijde kerkelijke kaart als een ellips, waarvan de rooms-katholieke en baptistische kerkvariant de twee uiteinden vormen. „De twee varianten vertegenwoordigen als het ware de twee hoofdkenmerken van de kerk. Het katholieke kerktype legt de nadruk op de continuïteit van de kerk met de tijd van Christus; het baptistische kerktype stelt de vrijheid van de plaatselijke gemeente centraal.”
De vrije gemeente heeft volgens Wright steeds meer de toekomst. „Het is de kerk die naar mijn mening ook door Christus gewild en bedoeld is: een kerk gebaseerd op persoonlijke bekering.”
Als baptist ziet Wright de doop als het teken van de bekering en daarmee van de toetreding tot de gemeente. „We worden geen christen door geboorte, door ouders of door cultuur, maar door wedergeboorte. De doop is het moment waarop we onze persoonlijke belijdenis van het geloof uitspreken en zo ingaan in het Koninkrijk van God.”
Baptisten verwerpen volgens Wright de kinderdoop omdat een kind niet in staat is om antwoord te geven op het Evangelie. „Dat wil niet zeggen dat we geen positieve visie op het kind hebben. Integendeel, we zegenen hen nadat ze geboren zijn. Die positieve visie is er ook op kinderen die jong sterven, waar dan ook. We zeggen niet dat ze gered zijn, maar ze hebben allen dezelfde verbondenheid met God.”
Spurgeon noemde zich een „calvinist van Calvijns eigen stempel.” Is hij een gereformeerde baptist? „Hij is een calvinist, maar meer een bevindelijke dan een speculatieve calvinist. Hij hield geen beschouwingen over Gods eeuwige raadsbesluiten voor de schepping der wereld, maar ervoer wel krachtig in zijn leven het uitverkoren zijn, de genade van Christus, de zekerheid van het geloof. Dat bedoel ik met een bevindelijke calvinist.”
Het verschil tussen baptisme en calvinisme spitst zich vooral toe op het punt van het verbond, aldus Wright. „Calvijn zag te weinig onderscheid tussen het oude en nieuwe verbond. Wij leren niet dat de doop in plaats van de besnijdenis gekomen, wel dat er onderscheid is tussen een besnijdenis van het vlees of van het hart. Dat laatste wordt met de doop uitgedrukt. Al is de doop bij ons een wezenlijke zaak, hij is niet kerkscheidend. Het is een leerstuk dat we met overtuiging leren, maar het geldt niet als een dogma.”
Kenmerkend voor Spurgeon is volgens Wright een prediking die niet bepaald werd door dogma’s, ook niet de calvinistische. „De boodschap van genade was het hart van Spurgeons prediking”, aldus Wright. „Zijn prediking was eenvoudig, zoals zijn liturgie dat was. Er was geen muziek, alleen zang, en dat bij een gehoor van duizenden mensen! Hij verwierp het naar voren komen van overtuigde zondaren in de zogeheten ”altar call”, maar sprak wel met bekeerden na de prediking. Geloof was voor hem geen zaak van menselijke beslissing, maar antwoord op het genadige werk van God, dat altijd voorafgaat.”
Spurgeon moest zich te weer stellen tegen enerzijds arminiaans gezinde baptisten en anderzijds hypercalvinistische baptisten, die de ruimheid van zijn prediking kritiseerden en ook moeite hadden met het feit dat Spurgeon wel eens in een concerthal preekte, aldus Wright.
Tegenover de baptisten van zijn tijd verwierp Spurgeon een algemene verzoening. „Genade was in die zin alleen krachtig bij de uitverkorenen, of zoals hij het formuleerde: de uitverkiezing kwam openbaar in hen die amen zeiden op de prediking. Genade is wel beperkt in het effect, maar onbeperkt in de verkondiging. Spurgeon zei wel eens: O, God red alle verkorenen en verkies nog meer zondaren.”
De discussie over algemene verzoening en arminianisme is momenteel „uit het gezichtsveld verdwenen”, zegt dr. Wright. „De reden is dat zij onoplosbaar is. Persoonlijk denk ik dat een vernieuwing van de predestinatieleer nodig is. Verkiezing is niet zozeer dat God van eeuwigheid individuele mensen uitkiest, maar dat God betrouwbaar is in Zijn nodiging, Zijn schepping trouw blijft en zo Zijn kerk vergadert. Dat is een benadering van de verkiezing die meer historisch en ook meer Bijbels is.”
Spurgeon kon van elke preek van hem zeggen dat er bekeringen op volgden. Hoe is dat nu in Londen?
„Er is de laatste twintig jaar een geestelijke opwekking binnen migrantengemeenten met vooral een Afrikaans-zwarte achtergrond. Zij huren steeds meer gebouwen in de binnenstad van Londen. Er zijn kerken ontstaan die soms duizenden leden tellen, zoals de Kingway’s International Church, met 5000 leden, vooral uit Nigeria.”
Onder de Britten slaat de secularisatie nog steeds toe, constateert Wright. „Hoewel de daling van het kerkbezoek tot stilstand is gekomen. De snel groeiende gemeenten binnen de Anglicaanse Kerk zijn vooral charismatische gemeenten die voortgekomen zijn uit de Alpha-cursus. Er is vanuit deze hoek een initiatief ontstaan om leeglopende gemeenten weer nieuw leven in te blazen door zo’n honderd gemeenteleden daar naartoe te verhuizen.
Zo zijn er twintig kerken in Londen opnieuw tot bloei gekomen. Dat zijn de positieve tekenen in Londen die het vaak genoemde negatieve beeld corrigeren.”