Debat rond boek prof. Ter Borg: „Toekomst onzeker voor vrijzinnigen”
LEIDEN – Vrijzinnigheid en vrijzinnigheid botsten met elkaar. De godsdienstwetenschappers Meerten ter Borg en Erik Borgman worden beiden wel eens als vrijzinnig bestempeld, maar konden het vrijdag niet eens worden over het gezag van religie. Ter Borg: „Wij willen wat met religie.” Borgman: „Nee, religie wil wat met ons.”
”Vrijzinnigen hebben de toekomst”, zo gaf prof. dr. Meerten ter Borg zijn onlangs verschenen boek als titel mee. Het is voor hem een betwijfelbare stelling, zei de Leidse godsdienstsocioloog vrijdag tijdens de boekpresentatie in het Academiegebouw van de Universiteit Leiden. „Vrijzinnigen spelen een rol in de toekomst, maar of ze die ook krijgen, daar houd ik mijn hart voor vast.”
De forumsprekers zagen ook niet zonder meer een glansrijke toekomst voor de vrijzinnigheid weggelegd. Onder leiding van prof. dr. Gerrit de Kruijf gingen prof. dr. Hans Alma, hoogleraar psychologie en zingeving aan en rector van de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht, en prof. dr. Erik Borgman, hoogleraar theologie van de religie in Tilburg, met de schrijver in gesprek over zijn boek.
Zingeving krijgt in de toekomst een grotere rol, stelt Ter Borg. Vrijzinnigheid kan zich relevant maken, als ze zich houdt aan Ter Borgs definitie: vasthouden aan de traditie en openheid voor andere normen en waarden.
Borgman vroeg zich tijdens het lezen van het boek af waarom hij niet vrijzinnig wil zijn, ondanks dat hij door „vriend en vijand” zo wordt genoemd. Volgens hem is Ter Borgs definitie van vrijzinnigheid te breed. „Vasthouden wat je hebt, onderzoek doen, meenemen wat waardevol is en zo nieuwe tradities scheppen: daar kan niemand op tegen zijn. Dit heeft de orthodoxie ook altijd gedaan.”
Vrijzinnigheid biedt uitkomst voor de mens in zijn wisselwerking tussen „ontologische geborgenheid en ontologische verlatenheid”, stelt Ter Borg. Borgman vindt dat te rationeel en het geeft de mens een verantwoordelijkheid die hij niet kan dragen. Hij spreekt daarom van een zekerheid te midden van onzekerheid.
Die zekerheid of veiligheid is essentieel, betoogde Borgman, en berust op iets buiten het verstand van de mens om. „Als je denkt dat je gelooft dat God je draagt, dan geloof je niet meer. Het geloof bestaat niet omdat je denkt, maar omdat het er is. En zo mag ik de menselijke waardigheid niet schenden, niet omdat ik het vind of omdat ik het mezelf heb opgelegd, maar omdat we denken dat deze waarden ergens op berusten. De cultuur kan niet zonder zulke noties.”
Ter Borg pareerde de kritiek dat hij een „empirisch wetenschapper” is. „Ik kan Borgman daarom gelijk geven dat ik niet heb geraakt wat religie in essentie is. Ik kan religie slechts benaderen met seculiere termen.”
De Utrechtse hoogleraar Alma, die zichzelf vrijzinnig noemt, karakteriseerde Ter Borgs traditiebegrip als gesloten. Ter Borg put volgens haar voor vrijzinnige grondwaarden als vrijheid, gelijkheid en verantwoordelijkheid te veel uit de protestants-christelijke traditie. Dat elk individu aan bepaalde grondvoorwaarden meer of minder voorrang geeft, maakt een bepaalde invulling van het woord traditie problematisch. Ze miste bovendien begrippen als ervaring en emotie.
Aan het eind van het debat liet Ter Borg merken dat hij toch een ankerpunt had om het boek te schrijven. „De bodem zakt niet weg onder mijn soort vrijzinnigheid. De bodem bestaat voor mij uit de volheid van het leven, die ik nietzscheaans heb toegewezen gekregen. Dat neem ik aan als absoluut.”