„Misbruik kerk verdient perspectief”
NIJMEGEN (ANP) – De stroom klachten over misbruik en mishandeling binnen de Rooms-Katholieke Kerk verdient meer historisch perspectief dan tot nu toe het geval is. Zeker waren er evidente gevallen van misbruik door religieuzen, maar veel kon ook gebeuren door ‘systeemfouten’ in het kloosterleven oude stijl. Het aantal klachten is overigens relatief gering, afgezet tegen de grote aantallen religieuzen die voor honderdduizenden zorg hebben gedragen.
Dat schrijven zorgethica Annelies van Heijst (Universiteit van Tilburg) en historici Marjet Derks en Marit Monteiro (Radboud Universiteit Nijmegen) in hun boek Ex caritate, de geschiedenis van nonnen in Nederland in de afgelopen twee eeuwen. Monteiro maakt deel uit van de commissie-Deetman, die namens de regering onderzoek doet naar de klachten over misbruik in de kerk.
Ex caritate (Uit liefde), bijna 1200 pagina’s dik, is de eerste complete studie naar de geschiedenis van alle zustercongregaties in Nederland. Op het hoogtepunt van hun roem telde Nederland ruim negentig congregaties met gezamenlijk zo’n 30.000 nonnen. Deze zogenoemde ‘actieve zusters’ werkten in het onderwijs, de zorg, de verpleging en de missie en vormden het keurkorps van de katholieke kerk. Ze genoten veel aanzien in de maatschappij en hebben veel goed werk gedaan, maar hen is ook liefdeloosheid verweten, aldus de auteurs.
„De klachten van oud-pupillen lijken opmerkelijk veel op hetgeen uitgetreden nonnen naar voren hebben gebracht: kilheid, willekeur, lijfstraffen en mentale vernedering. Heel lang is dat afgedaan als laster”, schrijven de wetenschappers, die daarvoor een aantal oorzaken in het strenge kloosterleven aanwijzen. „Intredende zusters, novicen, leerden dat het breken van de wil een hoogstaand doel was. Dat pasten ze later zelf toe. Pijn, tranen en vernedering golden als een uiting van deemoed en zelfverloochening, kernwaarden van de religieuze staat. Er gold een taboe op vriendschap en lichamelijkheid en hoger geplaatsten waren vrijwel onaantastbaar.”
Volgens de auteurs zijn dergelijke kenmerken van het kloosterleven lang afgedaan als „ongewenst spiritueel erfgoed”. Hedendaagse religieuzen weten er ook weinig van. Er zijn in Nederland nog maar 5202 vrouwelijke religieuzen, die gemiddeld 85 jaar oud zijn. Bijna niemand draagt meer een habijt en veruit de meeste nonnen wonen in gewone huizen. Voor zover ze nog maatschappelijk actief zijn, werken ze voor daklozen, armen en rechtelozen in de hele wereld. Tot halverwege de vorige eeuw bestierden de nonnen vooral (kost-)scholen en ziekenhuizen.
De schrijvers stellen dat alle geromantiseerde verhalen over het liefdewerk van de zusters niet in balans waren. „Maar het gepolariseerde debat van 2010 is dat evenmin. De meeste religieuzen hebben nooit een vinger uitgestoken naar of een hard woord gezegd tegen de mensen die aan hen waren toevertrouwd. Het is nog te vroeg om alles in proportie te zien, maar onontkoombaar lijkt dat religieuzen kennisnemen van de schaduwzijden van hun verleden en dat erkennen. In feite vraagt de buitenwereld nu van hen om de zaken in perspectief te zetten”, zo concluderen de auteurs.