Bindmiddel van een verstrooid volk
Titel:
”De gouden sleutel. Een biografie van de Jiddische taal”
Auteur: Miriam Weinstein
Uitgeverij: Vassallucci, Amsterdam, 2002
ISBN 90 5000 382 6
Pagina’s: 300
Prijs: € 21,95; ”De familie Masjber”
Auteur: Der Nister
Uitgeverij: Vassallucci, Amsterdam, 2002
ISBN 90 5000 383 4
Pagina’s: 768
Prijs: € 50,-. Een taal is een dialect met een leger en een vloot. Een prachtig aforisme, maar gelogenstraft door het Jiddisch. Dat heeft immers nooit kunnen bogen op een nationale defensie. En de natie die bij het Jiddisch past, was een verstrooid volk. Maar geen ander middel hield de Joden in de diaspora zo bij elkaar als juist dat Jiddisch. Al enige tijd is uitgeverij Vassallucci bezig met een pretentieus project: het uitbrengen van een Jiddische bibliotheek. Daarin zijn onlangs de delen 9 en 10 verschenen.
Golda Meir heeft de reputatie gekregen van een sterke vrouw die haar land door menige crisis is voorgegaan. Haar eerste baan was lerares Jiddisch. Dat was niet ongewoon. Golda woonde toen in de Verenigde Staten. En uit het boek ”De gouden sleutel. Een biografie van de Jiddische taal”, het opmerkelijke debuut van Miriam Weinstein en in Nederland uitgegeven als deel 9 van de Jiddische Bibliotheek, leer ik dat alleen al New York City voor de Tweede Wereldoorlog zestien verschillende Jiddische radiostations kende. „Jiddisch was”, zo wordt Golda Meir in dit boek geciteerd, „een van de sterkste aanknopingspunten tussen joden. Engels was absoluut een prachtige taal. Maar Jiddisch was de taal van de Joodse straat, de natuurlijke, warme en intieme taal die een verspreide natie verbond.”
Joodse buurten
Miriam Weinstein levert in ”De gouden sleutel” geen dorre wetenschappelijke geschiedschrijving van een taal. In een frisse stijl, met veel citaten uit de Jiddische literatuur en volkscultuur, vertelt zij het verhaal van een taal die ruim duizend jaar geleden in Duitsland ontstond en door asjkenazische Joden werd meegenomen naar het oosten, naar Polen en Rusland. Eind negentiende eeuw namen de Joodse emigranten hun taal mee naar het beloofde land Amerika, waar het Jiddisch de taal werd van de Joodse buurten.
Weinstein schrijft haar boek in vijf delen. Het middelste is het kortst. Maar één hoofdstuk: ”Zingend de dood tegemoet”. Het is onthutsend om te zien hoe een taal die een ontwikkeling van eeuwen heeft doorgemaakt in minder dan één decennium is vermoord. „Zelfs voor degenen die overleefden was hun taal zo intiem verbonden met de periode van hun zwakte en doodsangst”, schrijft Weinstein, „dat die, wat voor leven ze ook konden opbouwen na afloop, altijd gedefinieerd zou worden in termen van ”voor” en ”na”, waarbij het ”na” meestal plaatsvond in een andere taal.”
”De gouden sleutel” is een prachtig verhaal van een taal zonder hoop en toekomst. Weinstein brengt de ontwikkeling in beeld, waarbij zij vreemd genoeg geen aandacht besteedt aan de vele boeken die in Israël aan het Jiddisch gewijd zijn. Even merkwaardig is het feit dat zij geen aandacht heeft voor het werk van David Katz, die toch als een van de grote hedendaagse kenners van het Jiddisch beschouwd mag worden. Niettemin levert Miriam Weinstein, opgegroeid in de Bronx en freelance journalist, met dit boek een waardevol document af.
De verborgene
„Een schrijver die niet schrijft is alsof hij niet leeft”, zei Pinchas Kahanowitsj tegen een vriend en medeschrijver. Daarmee laat hij iets zien van de spanning waaronder een auteur in stalinistisch Rusland moest werken. Kahanowitsj bediende zich niet voor niets van het pseudoniem Der Nister, de verborgene. Als deel 10 van de reek Jiddische Bibliotheek is zijn lijvige roman ”De familie Masjber” uitgegeven. Een haast epische roman in de traditie van ”De gebroeders Karamazov”, waarin hij een maatschappij tekent die tot de ondergang gedoemd was. Der Nister vertelt het leven van drie broers, heel verschillend, die door economische ontwikkelingen het hoofd moeten bieden aan een crisis.
Der Nister, wiens persoonlijke leven nog steeds gehuld is in een mysterieuze mist, had veel moeite met de stalinistische dwang om sociaal-realistische boeken te schrijven. Zijn sterke kant was het apolitieke, fantasievolle, bijna surrealistische werk. Maar hij kon niet lang zwijgen. Niet schrijven was niet leven. En dus loopt hij in ”De familie Masjber” op het slappe koord van tegemoet komen aan de verlangens van het regiem en het uiten van zijn artistieke eigenheid.
Terwijl hij aan deze roman werkte -het eerste deel verscheen in 1939, het tweede in 1948, het derde is verloren gegaan- zag hij hoe om hem heen collega-auteurs verdwenen in de goelagarchipel. Hij zette zijn tocht op het slappe koord voort, totdat hij viel: eind 1948 werd hij gearresteerd. Op 4 juni 1950 stierf hij in de Loebjanka-gevangenis. ”De familie Masjber” als deel 10 van de Jiddische Bibliotheek is een eerbetoon aan een groot Jiddisch auteur.
Titel: