„Jongere is zintuig van de kerk”
HELVOIRT – „Jongeren zijn de zintuigen van de kerk”, stelde dr. ir. Jan van der Stoep dinsdag in Helvoirt. „Ze kunnen de kerk helpen om voeling met de maatschappij te houden.”
Hij deed zijn uitspraak tijdens de conferentie INNOV8. De door de Evangelische Alliantie georganiseerde driedaagse bijeenkomst is bestemd voor professionele jeugdwerkers binnen kerken, christelijke organisaties en in een missionaire context. In INNOV8 participeren de Jongerenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland (JOP), de Hervormd Gereformeerde Jeugdbond (HGJB), de Christelijke Hogeschool Ede (CHE), Open Doors/Underground en Youth for Christ (YfC).
Van der Stoep, lector religie en media in de publieke ruimte aan de CHE, hield een lezing over trends onder jongeren. Hij constateerde dat de netwerksamenleving de maatschappij van de industriële revolutie heeft vervangen. Een van de kenmerken van de nieuwe samenleving is dat kennisconstructie in de plaats komt van kennisoverdracht. Mensen moeten zelf zorgen voor een goede manier van kennisverwerving.
Opvallend is verder dat de strikte scheiding tussen privé en werk in de postmoderne samenleving meer en meer wordt opgeheven, bijvoorbeeld door thuiswerken en de sociale media. Het geloof wordt meer een zaak van persoonlijke keuzes.
Een trend in het jongerenwerk is dat vrijwilligers niet zo gemakkelijk te binden zijn, aldus Van der Stoep. De leefstijlen van jongerenwerkers zijn zeer divers. Jongeren hebben interesse om te experimenten met geloof. Geloof is weer hot, maar het georganiseerde christendom is op zijn retour.
De positie van de kerk is veranderd, signaleert Van der Stoep. „De wereld zit in ons leven, in onze kleding, in ons bloed. De kerk wordt beïnvloed door de wereld en is vormgevend in de wereld aanwezig. Het oude onderscheid tussen kerk en wereld past niet meer.”
In zo’n wereld is het volgens lector Van der Stoep van belang om te luisteren naar de mensen om ons heen. „We moeten de wereld van nu kennen en van daaruit het ideaal van het Evangelie laten zien. Het is belangrijk om eerst te luisteren naar de ontvangers van buiten.”
Kerken zouden volgens Van der Stoep opener naar de wereld moeten zijn. Het is volgens hem niet precies af te bakenen waar de geloofsgemeenschap eindigt. „We moeten niet denken: hoe zorgen we voor de grens naar buiten toe? Maar: hoe bewaken we de kern van de gemeenschap?” Hij vergeleek de kerk met een magnetisch veld, waaromheen je geen lijn kunt zetten, maar dat in het midden krachtig is en naar de randen toe steeds minder sterk wordt.
Het geloof blijkt uit de beoefening ervan in de praktijk, zei Van der Stoep. Dat gebeurt samen met anderen. Zo geeft men mede vorm aan een traditie. Rituelen (Bijbellezen, bidden) ziet hij als belangrijk voor de disciplinering van christenen in een individualistische tijd die vraagt om veel zelfdiscipline.
Hij paste zijn ideeën toe op de jeugd. „Wij denken bij de jeugd aan een doelgroep, maar de jeugd is een natuurlijke leefomgeving. Beschouw jongeren niet als personen voor wie je tijd moet vrij maken, maar als mensen die je kunnen helpen om de tentakels van de kerk in de samenleving uit te zetten. Jongeren zijn de zintuigen van de kerk. Ze groeien in de wereld op, stellen de goede vragen en kunnen zo een bijdrage leveren aan de kennis van de wereld binnen de kerk. Zo kan de kerk laten zien hoe zij midden in de wereld kan staan.”
Op een vraag uit de zaal zei Van der Stoep dat de catechese jongeren moet bevragen op dingen die ze in de wereld tegenkomen. Daaruit zou zich vervolgens een gesprek kunnen ontwikkelen. Hij vindt dat een goede manier om in te gaan op de primaire levensvragen van jongeren. De catechese heeft dan meer te maken met de apologetiek (verdediging van het geloof) dan met de dogmatiek (leer van het geloof).