Turkse kerken weer open... als museum
Regelmatig verschijnen er berichten in de krant dat Turkije kerken vrijgeeft voor erediensten. Breekt de lente aan voor de christenen in Turkije?
Ibrahim Seven noemt Turkije „een schizofreen land. Enerzijds zie je dat er kloosters worden geopend, maar aan de andere kant zegt premier Erdogan dat Gaza voor hem net zo veel betekenis heeft als de voor moslims heilige plaats Konya in Turkije.”
Seven, een uit het Ruhrgebied in Duitsland afkomstige Syrisch-orthodoxe christen, reageert op het nieuws dat Turkije vorige maand zestien kerken weer voor gebruik vrijgaf. Het gaat om onder meer de Pauluskerk van Tarsus en de historische Sint-Pieterskerk in Antalya. Ook mogen Armeense christenen nu jaarlijks een viering houden in de Heilig Kruiskerk, de vroegere hoofdzetel van de Armeens-Orthodoxe Kerk op het eiland Akdamar.
Adnan Külhan is resoluter in zijn stellingname: „De kerken die zijn vrijgegeven, zijn toeristische attracties. Ze hebben geen enkele functie meer voor de gelovigen.” Külhan, een in Amsterdam woonachtige Syrisch-orthodoxe christen die in de jaren 80 voor de PvdA in de gemeenteraad zat, voegt eraan toe: „Wat wij zien is dat de islamistische regering van Erdogan steun van het Westen probeert te verkrijgen in de strijd tegen de kemalisten in haar land.”
In Turkije staan de kemalisten tegenover de islamisten, ofwel de oude tegenover de nieuwe elite. De kemalisten zijn aanhangers van de Turkse vader des vaderlands, Kemal Atatürk (1881-1938). Hij voerde in Turkije de scheiding van kerk en staat in en zocht aansluiting bij het Westen. Zijn aanhangers zijn vooral te vinden binnen de strijdkrachten, het bedrijfsleven en de top van justitie. Het paradoxale is dat de kemalisten voor westerse waarden zijn, maar tegelijk geen aansluiting willen bij de Europese Unie, De islamisten daarentegen zijn traditioneel ingesteld, maar wel pro Europa.
De strijdkrachten grepen in het verleden een aantal keren in om Atatürks erfenis veilig te stellen. Dat gebeurde in 1960, in 1980 en voor de laatste keer in 1997, toen de fundamentalisten onder Erdogans inspirator, Erbakan, regeerden. Drie jaar geleden werden er in de Turkse media documenten gepubliceerd over coupplannen van legerofficieren. Door middel van aanslagen moest de Turkse bevolking rijp worden gemaakt voor een staatsgreep door het leger. Tientallen hoge militairen zijn daarop gearresteerd.
De Europese Unie stelt aan Turkije eisen op het gebied van democratisering en de mensenrechten. Dat betekent dat de macht van het leger moet worden ingeperkt. De grote vraag is of Erdogan de toetredingseisen gebruikt om het leger als politieke macht uit te schakelen en van Turkije een tweede Iran te maken, of dat hij werkelijk een democratie naar westers model wil vestigen en zich aansluit bij de EU.
Voor Külhan is het geen vraag: „Door toenadering te zoeken tot het Westen krijgt de regering de steun van het Westen in de strijd tegen het leger.”
Dat zou dus betekenen dat Erdogan een spel speelt. En dat doet hij ook door de kerken vrij te geven voor diensten?
Külhan: „Inderdaad, want er mogen geen wekelijkse diensten worden belegd. De kerken worden opengesteld voor toeristen, zodat de Turkse staat er ook nog aan verdient.”
Külhan voegt eraan toe dat de christenen zelf de kosten voor hun kerken en hun voorgangers moeten opbrengen. „De bouw van een moskee wordt bekostigd door de Turkse staat. En een imam is in feite een ambtenaar omdat hij zijn salaris van de overheid ontvangt. In de stad Diyarbakir wordt momenteel een Armeense kerk opgeknapt, maar dat gebeurt uitsluitend met geld van de gelovigen.”
En hoe ziet u dan de toenadering tot Armenië?
Külhan: „Daarbij spelen alleen economische belangen een rol. Een erkenning van de genocide van 1915 zal er niet komen, want Erdogan zelf heeft immers gezegd dat islamieten geen genocide plegen. Een dergelijke uitspraak zegt genoeg over Turkije.”
Volgens Külhan en Seven grossiert Erdogan in dergelijke uitspraken, die stuk voor stuk aantonen dat christenen voor hem mindere burgers zijn. Külhan: „Onlangs werd gesteld dat Turkse vrouwen met een hoofddoek op nonnen lijken. Erdogan noemde dat een belediging van de islamitische vrouw. Dan moet je concluderen dat hij de christenen discrimineert.”
Külhan verhaalt van het eiland Gokce, waar de Grieks- orthodoxe begraafplaats is vernietigd. „Vroeger was 99 procent van de bewoners van het eiland Grieks-orthodox, nu nog maar 1 procent. De paus heeft tegen de vernieling van de begraafplaats geprotesteerd.”
Külhan noemt het ene na het andere voorbeeld waaruit blijkt dat christenen een achtergestelde positie in Turkije innemen, en wat nog belangrijker is: dat daar weinig aan verandert. Het meest sprekende voorbeeld is de houding van de Turkse overheid tegenover het Syrisch-orthodoxe klooster Mor Gabriel. „Met al die processen gaat het de overheid heus niet om die paar meter grond, dat die muur een paar meter moet worden verplaatst. Het klooster is het opleidingsinstituut van de Syrisch-Orthodoxe Kerk. Al onze bisschoppen zijn er opgeleid. De Turkse overheid is er alles aan gelegen om dit instituut te vernietigen. Als ons opleidingsinstituut kapot is, volgt de rest vanzelf wel.”
De Turkse overheid heeft al in 1971 de seminaries van de Grieks-Orthodoxe en de Armeens-Apostolische Kerk gesloten. Dat betekent op termijn het einde van de kerken in Turkije, omdat er geen geestelijken meer worden opgeleid die de gemeenten kunnen leiden. Keer op keer doet de Turkse overheid toezeggingen de seminaries te heropenen, maar verdere actie blijft uit. De kerken kunnen niet anders concluderen dan dat de politieke wil ontbreekt.
Otmar Oehring, hoofd van de rooms-katholieke mensenrechtenorganisatie Missio, onderstreept de uitspraken van Külhan en Seven: „ Tegen het klooster Mor Gabriel lopen niet minder dan vijf rechtszaken. Als het klooster wordt gesloten, zou er een negatief signaal in de richting van de andere religieuze minderheden, zoals Armeniërs en Chaldeeën, van uitgaan.”
Onder druk van de Koerdische terreurbeweging PKK en de Turkse strijdkrachten zijn deze geloofsmeenschappen in het zuidoosten van Turkije gedecimeerd. Telde de Syrisch-orthodoxe gemeenschap in het zuidoosten van Turkije aan het begin van de twintigste eeuw nog 500.000 zielen, nu zijn het er nog maar 3000.
Volgens Oehring moet de internationale gemeenschap de rechtszaken tegen het klooster blijven volgen. „Als de belangstelling terugloopt, betekent dat het einde van het klooster, want dan zullen de Turkse staat en lokale Koerdische leiders doen wat ze al lang willen: het land van de christenen overnemen. De laatste Syrisch-orthodoxe christenen zijn dan gedwongen te vertrekken en er komt na vele eeuwen een einde aan het Syrisch-orthodoxe leven in regio.”
Cijfers
Het begin van het christendom in Turkije ligt bij de apostel Paulus, die zijn zendingsreizen maakte door het toenmalige Klein-Azië. Van het rijke christelijke leven rest anno 2010 weinig meer. Negenennegentig procent van de ruim 70 miljoen Turken is moslim en maar 100.000 Turken zeggen het christelijk geloof aan te hangen, dat is minder dan 1 procent. De grootste christelijke kerk is de Armeens-Apostolische Kerk, met 65.000 leden. De orthodoxen zijn in twee kerken onderverdeeld: de Grieks-orthodoxe gemeenschap telde begin 20e eeuw 100.000 gelovigen. Van hen zijn er nog 3000 over. De Syrisch-Orthodoxe Kerk telt 10.000 leden in Istanbul en 3000 in het zuidoosten van Turkije. Daarnaast zijn er de Armeens-Katholieke Kerk (3000 leden), de Syrisch-Katholieke Kerk (1200 leden) en de Chaldese Kerk (4500 leden). De Rooms-Katholieke Kerk telt 15.000 leden. Het aantal protestanten wordt op 3000 geschat.