Phillips: Term kruistocht is inmiddels beladen
NIJMEGEN – „Bloed, wapengekletter, wreedheid, de strijd tussen christendom en islam, dat is waar de meeste mensen aan denken bij het woord kruistochten. De werkelijkheid is complexer en boeiender.”
Dat zei prof. Jonathan Phillips, hoogleraar geschiedenis van de kruistochten aan de Universiteit van Londen, donderdagavond in zijn lezing op de Radboud Universiteit Nijmegen. Phillips staat te boek als Britse kruistochtenspecialist. Hij schreef er een gedegen boek over: ”Holy Warriors: A Modern History of the Crusades”, dat inmiddels in vele talen is uitgegeven en dat is verkozen tot ”Geschiedenisboek van 2009”. De Nederlandse vertaling heet ”In naam van God”.
Phillips gaat met de geschiedenis van de kruistochten terug naar 1095. „Het is Gods wil!” schreeuwde de menigte na de oproep van paus Urbanis II in dat jaar. Daarop ontstond de eerste kruistocht. Meer dan 60.000 mensen meldden zich voor de voettocht van 5000 kilometer naar het Heilige Land. Ongeveer 20.000 kruisvaarders bereikten dat doel. De overigen bezweken onderweg.
De kruistochten die daarna volgden waren volgens de Londense hoogleraar religieuze kolonisatieoorlogen naar het Midden-Oosten en Noord-Afrika. „De paus had de kruisvaarders niet alleen vergeving van zonden in het vooruitzicht gesteld, maar ze zouden ook de veroverde gebieden in het Midden-Oosten als vorst besturen.” Constante oorlogen die in de elfde eeuw werden gevoerd waren een rijke voedingsbodem voor een kruistocht.
Tussen 1095 en 1291 was de kruistocht een door iedereen geaccepteerde activiteit. Keizers, koningen, bisschoppen, hertogen, boeren en hoeren namen eraan deel, aldus de hoogleraar.
In 1100 wisten kruisvaarders Jeruzalem te veroveren. Tot 1187 zou de stad in hun bezit zijn. Toen werden zij verslagen door sultan Saladin. Phillips: „Deze Saladin staat te boek als de man die Jeruzalem veroverde op de christenen. Hij wordt nog steeds door Arabische en islamitische leiders als lichtend voorbeeld gezien.”
De kruistocht staan in het Westen symbool voor de strijd van een rechtvaardige zaak, los van zijn oorspronkelijke betekenis, stelt Phillips. „We hebben het nu over een kruistocht tegen overgewicht of een kruistocht tegen verloedering. In de Arabische wereld denkt men bij de term kruistocht nog altijd aan het gewapende conflict tussen Oost en West.”
Prof. Phillips heeft zich in dat verband verbaasd over oud-president Bush jr., die na de aanlagen op 11 september 2001 sprak over „de kruistocht tegen de terreur.” „Dat had hij beter niet kunnen doen”, zegt Phillips, „want het was koren op de molen van Osama bin Laden. Die liet zijn achterban weten dat het Westen inderdaad van plan was de islam te vernietigen.”
Phillips heeft met eigen ogen kunnen vaststellen wat het resultaat van de tegenstelling is. Op bezoek in de Syrische stad Damascus zag hij een muziekvoorstelling over de kruistochten van Saladin. Op tv zag hij een soap over Baibars, de Mammeluk die de kruisvaarders versloeg. De Iraakse president Hussein vereerde Saladin. De Egyptische president Nasser staat afgebeeld naast Saladin.
Islamitische predikers spreken over jihad, een heilige oorlog die na de verovering van Jeruzalem is ontstaan. Phillips: „Van het concept van de jihad maakt Osama bin Laden nu dankbaar gebruik. De kruistochten zijn feitelijk voorbij. Tijdens de Reformatie en verlichting werden ze afgedaan als typisch middeleeuwse barbarij. Toch worden we er in het Westen nog steeds aan herinnerd.”