Tijdig beslissen is geen sinecure voor overheid
Als burger kun je op verschillende wijzen in aanraking komen met de overheid. Bijvoorbeeld door het aanvragen van een werkloosheidsuitkering, of door bezwaar te maken tegen een vastgestelde uitkering.
Als de aanvraag of het bezwaarschrift eenmaal is ingenomen, zal uitkeringsinstantie UWV de aanvraag of het bezwaarschrift behandelen. En als het goed is komt er dan een besluit op de aanvraag of over het bezwaarschrift. Maar stel dat er geen besluit komt, wat dan?
Bij het vaststellen van rechten en verplichtingen voor burgers mag de overheid, dan bestuursorgaan genoemd, de tijd nemen.
Ongelimiteerd is dat niet. Voor een werkloosheidsuitkering bijvoorbeeld staat de beslistermijn uitdrukkelijk vermeld in de Werkloosheidswet. Voor de gevallen dat er geen specifieke termijn is opgenomen in de wet geldt de algemene beslistermijn uit de Algemene wet bestuursrecht.
Het gebeurt nog wel eens dat het betrokken bestuursorgaan niet tijdig beslist. Dat kan verschillende oorzaken hebben. Bijvoorbeeld ziekte van de behandelend ambtenaar of een massale toename van werkloosheid.
Vertraging
In de meeste gevallen kan het bestuursorgaan de beslistermijn eenmaal verlengen. Zeker als het gaat om een uitkering is vertraging bepaald niet wenselijk. En als er na de (verlengde) beslistermijn nog geen beslissing is ontvangen, is een adequaat middel om zelf actie te kunnen ondernemen zeer welkom. En daar heeft het lang aan ontbroken.
De eenvoudigste wijze was en is nog altijd het indienen van een klacht bij het desbetreffende bestuursorgaan. Als dat niet het gewenste effect heeft, kan die klacht in veel gevallen zelfs een vervolg krijgen bij de Nationale ombudsman (nationaleombudsman.nl). Maar dat zijn trajecten die op hun beurt toch de nodige tijd (en energie) kosten.
Sinds 1 oktober 2009 is er een adequater instrument om vertraging in de besluitvorming tegen te gaan. Dat instrument is ingevoerd met de zogenaamde Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen en betreft een dwangsom- en een beroepsmogelijkheid.
Ingebrekestelling
Naar verwachting zijn deze middelen in de praktijk adequater, vanwege de financiële prikkel. Te laat beslissen betekent dat het bestuursorgaan een dwangsom kan worden opgelegd. Daarvoor is wel een ingebrekestelling nodig.
Na het verstrijken van de termijn kan de burger het bestuursorgaan in gebreke stellen. Dat kan door een brief te sturen aan het bestuursorgaan en te melden dat de beslistermijn is verstreken en dat men daarom in gebreke wordt gesteld. Een speciaal formulier is te vinden op de site rijksoverheid.nl (zoek op ”ingebrekestelling”). Als het bestuursorgaan binnen twee weken daarna nog niet beslist, is het ten gunste van de burger een bestuurlijke dwangsom verschuldigd. In 42 dagen kan die oplopen tot maximaal 1260 euro.
Ook kan de burger twee weken na de ingebrekestelling in beroep gaan bij de rechtbank. Die kan dan een nadere dwangsom opleggen of indien nodig zelfs een andere voorziening treffen.
Bedacht moet worden dat bestuursorganen dagelijks vele beslissingen nemen. Om de (financiële) gevolgen van deze wet te beteugelen zijn enkele praktisch onhaalbare termijnen in de wet opgerekt. Ook zijn de mogelijkheden om een beslistermijn op te schorten uitgebreid. Bijvoorbeeld met toestemming van de burger, bij onvolledige (uitkerings)aanvragen, in geval van vertraging door de burger zelf of in geval van overmacht.
De auteur is werkzaam als jurist individuele belangenbehartiging bij de RMU. Reageren aan scribent? socialezaken@refdag.nl