„God went niet aan echtscheiding”
LAGE VUURSCHE – „Een echtscheiding begint niet bij de advocaat, maar is al veel eerder in gang gezet. De kerk zal niet bewilligen in echtscheiding, maar er doen zich gevallen voor dat de kerk aan een echtpaar vraagt om niet meer onder één dak te leven.”
Dat zei ds. B. de Graaf, christelijk gereformeerd predikant te Nunspeet, zaterdag tijdens een 23±Bijbelstudieconferentie in Lage Vuursche (bij Soest).
De bijeenkomst was georganiseerd door het Landelijk Contact Jeugdwerk Christelijke Gereformeerde Kerken (LCJ) en de Hersteld Hervormde Jongeren Organisatie (HHJO). Met ruim honderd deelnemers was de Bijbelstudieconferentie volgeboekt.
Marieke de Vries van het LCJ meldde desgevraagd dat de twee conferenties die het LCJ in het voorjaar van 2011 in Lage Vuursche organiseert ook al volgeboekt zijn. Daarom komt er een extra conferentie in november 2011. Vooral het behandelen van een compleet Bijbelboek spreekt jongeren aan, zo is haar inschatting. Deze keer was het boek Maleachi aan de beurt.
De conferentie begon op vrijdagavond met een Bijbelstudie onder leiding van ds. W. Pieters, hersteld hervormd predikant te Garderen. Hij behandelde Maleachi 1:1-5. Hij vond het een brutale vraag van het volk dat wilde weten waarin God het had liefgehad. Toch wilde God op die vraag een antwoord geven.
Op zaterdagavond sprak ds. C. J. P. van der Bas, hersteld hervormd predikant te Kruiningen en Tholen, over ”Komt u wel?” (Maleachi 2:17-3:5).
Gistermorgen gingen de conferentiegangers naar de christelijke gereformeerde kerk van Utrecht-West, waar ds. H. Polinder uit Urk preekte over ”Waarom zou ik mij bekeren?” naar aanleiding van Maleachi 3:6-3:12.
’s Avonds ging het gezelschap naar Soest, waar de hersteld hervormde ds. A. A. F. van de Weg preekte over het thema ”Heeft het wel zin om U te dienen?” waarbij Maleachi 3:13-4:3 het uitgangspunt was.
Ds. De Graaf legde op zaterdagmorgen Maleachi 1:6-2:16 uit met als centraal thema ”Hoe veracht ik U?” In het laatste gedeelte daarvan gaat het over echtscheiding.
De predikant zei dat kerkmensen soms makkelijk aan verkeerde dingen wennen. Toen hij net predikant was, in de jaren zeventig, kwam echtscheiding niet veel voor in de christelijke gemeente. Tegenwoordig begint men echtscheiding gewoon te vinden. „God begon het echter niet gewoon te vinden”, zei hij. „God haat echtscheiding. Het dienen van de Heere moet zichtbaar worden in de huwelijksrelatie. Een man of vrouw kun je niet inruilen als je niets meer aan het huwelijk vindt. Met deze opvatting staat de kerk haaks op de samenleving.”
Het is belangrijk dat een huwelijk een goede basis heeft, aldus ds. De Graaf. „Ik ben huwelijken tegengekomen waarvan ik al snel merkte dat er geen goede basis was. Als een huwelijk die basis mist, kan een scheiding onafwendbaar worden.”
Ds. De Graaf: „De kerk kan niet adviseren tot een scheiding, maar bij seksueel misbruik, ontrouw en geweld is de scheiding eigenlijk al ingezet en kun je je afvragen of God eist dat mensen in zo’n situatie bij elkaar blijven.” Tijdens de vragenbeantwoording ging hij er dieper op in. De predikant wees erop dat er in de Bijbel maar één grond om te scheiden genoemd wordt, namelijk hoererij, vreemdgaan. „Het werd vroeger in ons land tot een exit om het huwelijk te verlaten. Men zei dan voor de rechtbank dat men overspel gepleegd had om maar te kunnen scheiden. Dat heette de grote leugen.”
Al ontbonden
In zijn predikantschap heeft hij gevallen meegemaakt van mannen die hun vrouw lichamelijk of psychisch terroriseerden of hun vrouw binnen het huwelijk verkrachtten. „Dat heeft God niet bedoeld. Er zijn huwelijken die, hoewel ze goed lijken te zijn, in feite al ontbonden zijn. Echtscheiding begint niet bij de advocaat. Als men zich niet wil laten behandelen, wordt het moeilijk en blijft er voor de kerk soms niets anders over dan te adviseren voorlopig niet meer onder één dak te leven.”
In zijn inleiding zei hij verder dat er verkeerde gewoonten in een christelijke gemeente geslopen kunnen zijn zonder dat de mensen het in de gaten hebben. „Kerkmensen kunnen ”bedrijfsblind” zijn en daar geen oog voor hebben. Buitenstaanders zien dat soms wel.”
Hij noemde als voorbeeld een onkerkelijke jongen die met zijn vriendin meeging naar de kerk en wie het opviel hoe ongeïnteresseerd kerkgangers daar in de kerk zaten.