Kampen vulde kazernes met studenten
KAMPEN – Met 2000 studenten op een inwonertal van 30.000 was Kampen krap dertig jaar geleden een studentenbolwerk van formaat. Nu, met het aanstaande vertrek van de grootste theologische universiteit uit de stad, lijkt er aan deze geschiedenis een einde te zijn gekomen.
In het maandag te verschijnen boek ”Blauw haar. Het mirakel van academiestad Kampen” wordt minutieus uit de doeken gedaan hoe de kazernes volstroomden met studenten.
Aan de IJsselkade staat de imposante Van Heutszkazerne nog altijd fier overeind. Dit gebouw was in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw het bruisende middelpunt van de academiestad Kampen. De voorheen wat geïsoleerd liggende stad werd in die jaren geconfronteerd met demonstraties tegen kernraketten en tegen minister Deetman, met kraakacties en met vernieuwende en soms zelfs verontrustende kunstmanifestaties.
Herman Broers kwam in 1988 vanuit Friesland als jonge student naar Kampen om journalistiek te studeren. Hij maakte nog net het staartje mee van de bijzondere academiejaren. In drie jaar tijd heeft Broers die geschiedenis in een boek weten samen te vatten.
Na het vertrek van het laatste deel van het garnizoen in 1970 stonden de grote kazernecomplexen in de stad leeg. Wim Veenendaal, hoofd bureau van de theologische hogeschool (synodaal, later universiteit), was de grote motor achter de komst van het hbo naar Kampen. Hij wilde in Kampen een academisch klimaat scheppen dat de theologische universiteit voor de stad zou kunnen behouden. Ambitie en visie maakten dat dit klimaat ook daadwerkelijk wortelde in Kampen.
„Het draaide uiteindelijk om individuen en hun connecties”, zegt Broers. Hij ontdekte dat de al vaag bekende ”Dokkumer treinconnectie” werkelijkheid was. In 1974 kwam toenmalig burgemeester Van Tuinen een oude vriend uit Dokkum tegen, Klaas de Jong Ozn.
Het was De Jong die ijverde voor de komst van een kunstacademie van protestantse signatuur. Onder christelijke jongeren bestond een groeiend verlangen kunsten te studeren, maar binnen de zuil was dat niet mogelijk. Van Tuinen, die met de leegstaande kazernes zat, wilde die academie graag in Kampen huisvesten. Dat De Jong een jaar later staatssecretaris van Onderwijs zou worden, kwam natuurlijk goed uit.
In augustus 1976 startte Christelijke Sociale Akademie De IJsselpoort in de Van Heutszkazerne. Twee jaar later volgde de Christelijke Akademie voor Beeldende Kunstvorming, in de linkervleugel van de kazerne. Daar kwamen nog de Christelijke Akademie voor Expressie door Woord en Gebaar en de Christelijke Akademie voor de Journalistiek bij.
Met de komst van honderden studenten naar de kleine stad ontstond een bijzondere sfeer. Broers: „De jongerencultuur in Kampen was toen vrij explosief. En daar komen ineens die uitdagende hanenkammen en vreemde gasten bij.”
Toch bleven de confrontaties beperkt van schaal. Wel bleek het op de academies zelf te botsen. Terwijl Veenendaal en de zijnen het voor elkaar hadden gekregen opleidingen voor de christelijke zuil te starten, brokkelde het ‘verzuild hoger beroepsonderwijs’ af. „De eerste directeuren waren dominees, predikanten van een nieuwe generatie. Aan de ene kant heerste het imago van een strenge, christelijke stad, terwijl er veel meer een dwarslinkse cultuur ontstond die aansloot bij de nieuwe instroom van de theologieopleiding.”
Op het moment dat de vierde academie in Kampen aansloot, klonk landelijk de roep om schaalvergroting. Christelijke Hogeschool Windesheim ontstond. Al snel bleek dat niet Kampen, maar Zwolle de locatie werd voor deze onderwijskolos. De kunstacademie bleef nog het langst. Tot 2004 zetelde deze laatste hbo-instelling van Kampen in de Van Heutszkazerne. Nog altijd staat het pand leeg en wordt het gerestaureerd voor een mogelijk nieuw avontuur.
”Blauw haar. Het mirakel van academiestad Kampen” ligt vanaf maandag in de boekhandel.
De 77-jarige Wim Veenendaal was als hoofd bureau van de theologische hogeschool (synodaal) de drijvende kracht achter de verwerving van de academies voor Kampen.
Nu na die academies ook de grootste theologische universiteit van de stad dreigt te verdwijnen, reageert hij tamelijk nuchter.
„Het is niet vreemd dat de universiteit weg wil. Het is eerder verbazingwekkend dat ze hier ruim 150 jaar is gebleven.”
Voor Veenendaal is het aanstaande vertrek van universiteiten uit Leiden en Utrecht, met hun veel langere historie, veel ingrijpender. „Ik betreur het besluit, maar ik begrijp de argumenten buitengewoon goed.”