Weggeraapt
Jesaja 57:1
„De rechtvaardige komt om, en er is niemand, die het ter harte neemt.”
Gods kinderen worden verzameld tot de dood als het rijpe tarwegraan dat gemaaid en in de schuur gebracht wordt. De Heere Jezus zei (Johannes 12:24) van het tarwegraan: „Indien het tarwegraan in de aarde niet valt, en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort.”
Nu worden zij weggeraapt. Bezie dan het geluk van de rechtvaardigen. Zij worden weggeraapt voor het kwaad, eigenlijk voor het aangezicht van het kwaad. Er is tweeërlei kwaad, het kwaad der zonde en het kwaad van de straf. Hier wordt het laatste bedoeld. Het gaat om de goddelijke oordelen die God als Rechter om de zonde werkt en een volk en land zendt. Jakob zegt (Genesis 48:16): „De Engel, Die mij verlost heeft van alle kwaad.” Zo dreigde God Israël dat, als het Hem verlaten zou, veel kwaad het zou treffen. God zou kwaad brengen over het huis van Jerobeam. Zo schept God het kwade.
God kinderen worden weggeraapt voor het kwaad, eer de ellende komt die God bestemd heeft te zenden. Ja, het is een wegnemen uit het gezelschap van de boze mensen, zoals bij de koning Josia nadat het wetboek gevonden was. Toen zei de profetes Hulda (2 Kronieken 34:27, 28) van Godswege: „Omdat uw hart week geworden is… uw ogen zullen al dat kwaad niet zien.”
Henricus de Frein, predikant te Middelburg
(”Het zalig uiteinde der rechtvaardigen”, 1722)