„Een nieuwe Pim boekt zó succes”
Beklijft Pim Fortuyn in de Nederlandse politiek? Ondanks zijn overlijden, nog voor de verkiezingen van mei vorig jaar, heeft hij zeker invloed gehad. Maar hoeveel, en op welke terreinen, daarover verschillen de meningen. Een vriend, een geestverwant kamerlid, een christen-democratische denker en een sociaal-democratische wetenschapper over het wel en wee van de revolutie.
„De fundamentele ommezwaai is niet gekomen”, zegt de vriend, vastgoedzakenman en televisiepresentator Harry Mens. Daarom is de Nederlandse politiek volgens hem „terug bij af.” De gevestigde partijen hebben zich hersteld van de electorale aardverschuiving van vorig jaar en „de cultuur van vriendjespolitiek en voor-wat-hoort-wat draait weer op volle toeren.” Het is voor Mens een droevige conclusie: „Ze hebben niets geleerd.”
Toch wil Mens niet beweren dat Fortuyn voor niets is gestorven. „Nee, er is wel degelijk iets veranderd in Den Haag. Het is alleen niet in het fundamentele, maar in het theatrale. De manier waarop dingen gebeuren. Politici maken van hun hart geen moordkuil meer. Ze zeggen wat ze denken, zoals Pim dat deed. Neem minister Remkes. Ik vind dat vrij verbazingwekkend. Die zegt gewoon dat hij de straf voor Volkert van der G. te laag vindt.”
Zo heeft Fortuyn er met zijn aanvallen op de PvdA ook voor gezorgd dat daar een type leider als Bos aan de bak kon komen, meent Mens. „En die hele vernieuwingsbeweging binnen de PvdA is ook het gevolg van wat Pim heeft gedaan. Zonder hem was dat niet op gang gekomen. Dan hadden we nu nog met die oude kliek gezeten. Tja, in die zin is er wel degelijk iets veranderd.”
Niet in het fundamentele, maar wel in het theatrale… Eenzelfde onderscheid maakt LPF-kamerlid Eerdmans. Aan de ene kant ziet hij tot zijn afschuw hoe „het establishment de automatische reflex vertoont om terug te keren naar het oude.” Dat brengt hem tot de deprimerende conclusie dat „de revolutie is mislukt.” Maar aan de andere kant is „het politiek correcte denken voor een groot deel weggestorven.” En dat is volgens de LPF-politicus „een grote overwinning.”
Volgens Eerdmans zijn „de kansen nog niet verkeken.” De revolutie kan volgens hem alsnog tot een goed einde worden gebracht. Een cruciale rol ziet hij daarbij weggelegd voor zijn eigen LPF. „Van andere partijen hoef je het niet te verwachten. Die staan in campagnetijd allemaal op Fortuyns thema’s te dansen. Maar als je dan met concrete plannen komt -bijvoorbeeld om te snijden in de bureaucratie of een strengere straffen voor straatcriminaliteit- dan geven ze niet thuis. Het is allemaal lippendienst. Als het erop aankomt, schrikken ze terug.”
Eerdmans acht het een goede zaak dat de LPF nu vier jaar lang met acht mensen kan gaan oppositievoeren. „Dat is de beste uitgangspositie om het over vier jaar nog eens te proberen. We zullen laten zien dat het anders moet, we zullen met onze acht zetels gaan fungeren als waakhond. En bij nieuwe verkiezingen willen we dan weer terugkomen op ons oude niveau van 26 zetels. Dat wordt het moment van de grote ommezwaai.”
Harry Mens ziet de toekomst anders. Ook hij is optimistisch over de kansen om de revolutie van 2002 alsnog tot een vanuit fortuynistisch oogpunt goed einde te brengen. Maar dan niet via de LPF. „Zo’n Eermans is wel een aardige jongen, daar heb ik wel een bepaald gevoel bij. Maar Herben heeft hetzelfde manco als al die andere politici van dit moment: het zijn geen leiders. En verder is de LPF toch maar een wankel scheepje.”
Mens voorziet dat er een nieuwe Fortuyn zal opstaan. „De politiek vervalt weer in de oude fouten. Oud-minister Jorritsma benoemd tot burgemeester van Almere: Pim zou er onpasselijk van zijn geworden. Daarbij is er momenteel zo weinig charisma in Den Haag dat een nieuwe Pim zó succes boekt. En als er nu in het struikgewas zo’n nieuwe Pim zit te loeren, dan kan hij nog leren van de fouten van de oude Pim ook. Stel je iets minder extreem op, en je aanhang zal nog groter zijn. Ik geef het eerlijk toe: soms jeuken m’n handen om het zelf te doen.”
Debat gekanteld
Directeur dr. Ab Klink van het wetenschappelijk instituut van het CDA ziet wel degelijk een forse invloed van Fortuyn op de Haagse politiek. Op veel terreinen heeft Fortuyn weliswaar ideeën overgenomen van het CDA, maar hij wist daar wel de nodige aandacht voor te krijgen. „Hij heeft een groot deel van zijn gedachtegoed aan ons ontleend, maar hij wist paars daarmee succesvol te bestrijden, terwijl wij er in de paarse periode nauwelijks doorkwamen. Zelfs met het thema integratie waren wij als wetenschappelijk bureau al bezig, maar je kunt Fortuyn niet ontzeggen dat hij persoonlijk het debat in Nederland heeft doen kantelen.”
Klink vermoedt dat Fortuyn in de officiële geschiedschrijving voornamelijk zal worden gekoppeld aan dat thema: asiel en integratie. „Op dat terrein liep Nederland echt achter op andere Europese landen”, vertelt hij. „In Frankrijk wordt al een jaar of tien gedebatteerd over het hoofddoekje, in Duitsland is twee jaar geleden een discussie over de Leitkultur losgebarsten. In Nederland was Paul Scheffer de eerste die de multiculturele samenleving in een essay echt aan de kaak stelde. Fortuyn is daar verder op doorgegaan en heeft met zijn geheel eigen, uitdagende manier van optreden heel wat losgemaakt.”
Het afgelopen jaar is er volgens Klink „meer scherpte” gekomen in het politieke debat over vreemdelingenbeleid en integratiepolitiek. Verder is Fortuyns invloed volgens de CDA-denker binnen diverse politieke partijen zichtbaar. In de eerste plaats bij de PvdA: „De PvdA is met een nieuwe politieke agenda gekomen en heeft daar ook veel nieuwe mensen bijgezocht.” Maar ook bij zijn eigen CDA: „Bepaalde gevoelige thema’s die we vroeger liever uit de weg gingen, pakken we nu juist op. We zijn als partij in debat gegaan met de AEL, maar ook met elkaar, over thema’s zoals de rechtvaardige oorlog en ons sociale gezicht. Zo proberen we de brug naar de kiezer te slaan. We entameren het debat.”
Populisme
De prominente sociaal-democratische econoom prof. dr. Arie van der Zwan ziet Fortuyn als een echte populist. „Hij voldeed werkelijk aan alle kenmerken die volgens wetenschappelijk onderzoek bij leiders van succesvolle populistische bewegingen horen”, stelt hij. Dat Fortuyn het zo goed deed in de gunst van de kiezer verklaart Van der Zwan daarom liever vanuit de zwakte van de gevestigde partijen dan uit de genialiteit van Fortuyn. Hij schreef er onlangs het boek ”De uitdaging van het populisme”, dat in samenwerking met de Wiardi Beckmanstichting (het wetenschappelijk bureau van de PvdA) werd gepubliceerd.
Wat vooral PvdA en VVD moeten leren van het afgelopen jaar, is dat ze hun ideologieën niet meer mogen verwaarlozen, vindt Van der Zwan. Het paarse kabinet was de „ultieme ontideologisering van de partijpolitiek” en dat heeft zeer schadelijk gewerkt. „Mensen als Melkert en Kok waren van mening dat je de middenklasse uitsluitend aan je kunt binden door je ideologische veren af te schudden”, aldus Van der Zwan. „Terwijl de sociale ongelijkheid eigenlijk al sinds de eerste Golfoorlog toeneemt, kozen zij voor het pragmatisme in plaats van voor de ideologie.”
Wat Fortuyn volgens Van der Zwan heeft aangetoond, is dat de middenklasse helemaal niet zat te wachten op pragmatisme. „Wat Fortuyn deed was uniek. Hij slaagde erin de arme blanken uit de volkswijken, die zich altijd al aangetrokken voelen tot protestbewegingen, te combineren met het verarmende deel van de middenklasse. De middenklasse is electoraal geradicaliseerd. PvdA en VVD hebben dat verkeerd ingeschat.”
Van der Zwan vindt het daarom onzin dat de PvdA zich met allerlei nieuwe personen en procedures een nieuw elan probeert te verschaffen. Volgens hem is „ideologische herbronning of herijking” nodig. Hij is er daarom ook niet ongelukkig over dat de PvdA voorlopig tot de oppositie is veroordeeld. „Dat biedt perspectieven voor zo’n herijking. Je moet het nooit in de uiterlijkheden, maar altijd in de inhoud zoeken. Het gaat om die groeiende sociale ongelijkheid, die verarmende middenklasse en onderklasse, terwijl de bovenlaag zich alsmaar verrijkt.”