Romeinse monumenten in Trier
Oogstrelend. Dat zijn de glas-in-loodramen in verschillende kerken in Trier. Vooral de zes ramen waar direct bij binnenkomst in de Onze-Lieve-Vrouwekerk (OLV) het oog op valt, maken indruk door hun magnifieke blauwe kleurenpatroon. Links en rechts daarvan stralen twee overwegend felrode en felblauwe ramen een schoonheid uit die stil maakt. Ondanks dat dit een rooms-katholieke kerk is, gaan we drie dagen achtereen even naar binnen om de kleurrijke ramen te bewonderen.
De Liebfrauenkirche dateert uit 1235 en is daarmee het oudste gotische godshuis van Duitsland. Trier staat bij onze oosterburen overigens synoniem voor oud, want het is de oudste stad van het land. Trier (nu een stad van 100.000 inwoners) werd omstreeks het jaar 16 voor Christus door de Romeinse keizer Augustus gesticht. Hij noemde de plaats Augusta Trevorum, naar de Keltische bewoners van die streek, de Treveren. Enkele meters naast de OLV staat Triers grootste blikvanger, de St. Peter-kathedraal of kortweg de Dom. Een kleine doorgang verbindt beide kerken met elkaar. Omstreeks 320 zijn de eerste fundamenten van de Dom gelegd. Tot in de 18e eeuw werd er aan of in de kerk bijgebouwd. De hoofdbouwstijl is Romaans, terwijl de inrichting overwegend barok is.
Opperkleed
In de Dom wordt sinds eeuwen de Tunica Christi bewaard. Volgens Trierse overlevering is dit het naadloze opperkleed dat de Heere Jezus vlak voor de kruisiging droeg en dat Hem door de Romeinse soldaten werd afgenomen. Zij lieten het lot bepalen wie het kleed zou krijgen (Joh. 19:23-24). Het oudste geschrift dat in Trier van dit gewaad gewag maakt, stamt uit de 12e eeuw. Helena, de moeder van keizer Constantijn de Grote, zou het bovenkleed naar Trier hebben gebracht. Twijfel over de echtheid ervan wordt in de Dom gepareerd met de stelling „dat het er nu niet om gaat of het gewaad echt is, maar om de gedachte dat het ”heilige gewaad” de persoon van Christus voorstelt.” Het kledingstuk is overigens niet standaard te bezichtigen.
Zowel de Dom als de Liebfrauenkirche staat op de Werelderfgoedlijst van de Unesco, de culturele organisatie van de Verenigde Naties. Daarnaast staan nog vijf monumenten in Trier op die lijst, waaronder de Porta Nigra en de uit 383 stammende Konstantin Basilica. De Basilica is een kerk, maar oogt in het geheel niet als zodanig. Opvallend is de ’leegte’ van dit bedehuis. Beelden, graven en grote nissen ontbreken geheel. Dat heeft twee oorzaken. Ooit was het gebouw een ontvangsthal van Romeinse keizers, waardoor het heel strak en ruim is opgezet. Voorts doet het bouwwerk sinds 1846 dienst als uiterst sobere, protestantse kerk (evangelisch). Door het gebruik als bedehuis is de symmetrie vanbinnen iets verstoord. Links heeft de kerk achttien ramen en rechts maar zeventien. Raampositie ”18 rechts” wordt nu ingenomen door het orgel.
Porta Nigra
Trier heeft een uitgebreid voetgangersgebied, waardoor de stad goed te belopen is. Na een wandeling is het prima toeven op een van de vele terrasjes. Wel oppassen bij het bestellen van drankjes. Sommige restaurants serveren buiten alleen maar grote glazen frisdrank (à 400 ml). Met een prijs van 2,70 euro per glas, loopt zo’n eenvoudige consumptie voor een gezinnetje dan aardig in de papieren. Handig startpunt voor een wandeling is de Porta Nigra. Die staat vlak bij het toeristenbureau. Uitrusten kan daar buiten op een bank die een geschenk is van zusterstad ’s-Hertogenbosch. Bij de bank staat ”De Hertog”, een beeldje van paard en ruiter dat Den Bosch in 1984 aan Trier schonk bij het 2000-jarig bestaan van de stad.
Porta Nigra is nu letterlijk de Zwarte Poort van Trier. Oorspronkelijk heette deze noordelijke stadspoort (bouwjaar 180) Porta Martis, naar de krijgsgod Mars. Nadat veel van de witte blokken zandsteen zwart waren verweerd, kreeg de poort eeuwen geleden zijn huidige naam. Heersende winden laten Porta Nigra’s oostkant relatief met rust, waardoor die kant van de 29,5 meter hoge poort minder door verontreinigde lucht is verweerd. In een 6,4 kilometer lange stadsmuur had Trier indertijd vijf van deze poorten. Porta Nigra is de enige die de afbraakwoede van de verschillende heersers van Trier doorstond. Dat is te danken aan de ombouw van de Zwarte Poort tot kerk, die in de 11e eeuw plaatshad als eerbetoon aan een heilige. Vanwege die bestemming, waarvan al lang niets meer te herkennen is, liet iedere ’sloper’ de poort staan. Porta Nigra is Triers meest imponerende overblijfsel van de Romeinse geschiedenis. Vanuit de bovenste verdieping, 131 treden, heb je een aardig uitzicht op de Dom en de Hauptmarkt.
Thermen
In de Simeonstrasse, die de Zwarte Poort met de Hauptmarkt verbindt, valt op nummer 19 het Dreiköningenhaus op. Fraaie boogramen en pilaren sieren de gevel. Het is een gerestaureerd woonhuis van gegoede burgers uit de 13e eeuw. Opvallend is de buiteningang op de tweede verdieping. Die deur is daar indertijd geplaatst om ongewenst bezoek gemakkelijk buiten te houden. Voor goed volk werd een ophaaltrap neergelaten.
Veel Romeinse steden stonden bekend om hun badhuizen, zo ook Trier. Ruïnes van de badhuizen worden in de stad aan de rivier de Moezel met zorg gekoesterd. Zoals de Barbarathermen uit de 2e eeuw (lage muurtjes en gangen) en de Kaiserthermen uit de 4e eeuw, met ondergrondse gangen en vertrekken en een prachtige boogmuur, die onderdeel van de stadsmuur was.
Historisch bezien zijn ook de Thermen am Viehmarkt van belang. Deze werden pas in 1987 ontdekt, toen er op die plaats voor een ondergrondse parkeerplaats werd gegraven. Eerst werden de resten van Kapucijnerklooster uit 1615 blootgelegd. Daaronder lagen ruïnes van huizen en baden uit het begin van de jaartelling. Al deze thermen zijn te bezichtigen.
Even buiten het centrum van de stad, tien minuten lopen vanaf de Kaiserthermen, ligt het Amphitheater. Dit bood vanaf de 2e eeuw plaats aan 20.000 bezoekers die hier kwamen ’genieten’ van dieren- en gladiatorengevechten. Zitplaatsen zijn niet meer aanwezig, die zijn veranderd in grasheuvels. Vlak achter het Amphitheater ligt de Petrisberg. Vanaf dat hoogtepunt, met wijnranken op de voorgrond, ligt Trier er mooi bij.
Stukjes kalksteen
Behalve de Dom is ook het Dommuseum in de straat ernaast een bezoek waard. Het staat te boek als museum van kerkelijke kunst. Aarzeling om die overwegend rooms-katholieke zaken te bezichtigen zal velen niet vreemd zijn. Pronkstuk van de verzameling is echter een neutrale plafondschildering uit een Romeins landhuis (4e eeuw). Deze fresco is opgebouwd uit 30.000 stukjes kalksteen en stelt in vijftien delen onder meer mannen en vrouwen voor. Dit museum is in ieder geval meer aan te bevelen dan dat van Karl Marx. Deze socialistische ideoloog is in Trier geboren en zijn geboortehuis is nu een museum.
Meer informatie: www.trier.de/tourismus.