Doorgang
Jesaja 57:1
„De rechtvaardige komt om, en er is niemand die het ter harte neemt.” Gods kinderen tonen uitwendig wat ze inwendig zijn. En zij bezitten inwendig wat zij uitwendig tonen. Wat is het toch jammer dat er zo weinig van zulke wandelaars zijn, en dat zij die het zijn hun verblijf hier in de meeste gevallen niet lang maken. Ze komen om of worden weggeraapt voor de dag van het kwaad.
Dit omkomen ziet op hun sterven. De dood is hier geen gevolg van de natuur, maar een gevolg van de zonde. Volgens het dreigement van God: „…ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.” En: Wat man leeft er die de dood niet zien zal? En: Het is de mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel. De dood bestaat uit een scheiding van ziel en lichaam. De goddelozen proeven dit heel bitter, want zij sterven om hun zonden.
Dit bittere proeven Gods kinderen ook. Ofschoon zij geestelijk levend zijn, wachten zij op een eeuwig leven. Maar het verschilt veel van de goddelozen. Zij sterven niet in de zonde, maar sterven de zonde af. Zo is de dood voor hen een doorgang ten leven en Elia’s wagen een bode. God had Zijn kinderen ook zonder hun dood in de heerlijkheid kunnen opnemen, zoals Henoch en Elia. Hij wil echter dat Zijn kinderen ook hierin Jezus gelijkvormig zullen zijn.
Henricus de Frein, predikant te Middelburg
(”Het zalig uiteinde der rechtvaardigen”, 1722)