Nationale synode
Vorige week zat ik bij de kapper. Je luistert dan naar de gesprekken in zo’n kapsalon en je hoort waar de mensen druk mee zijn.
Ineens schoot het door mijn hoofd: de mens is ongeneeslijk areligieus. Hij is los van God en hij redt zich prima. Al die mensen om ons heen lopen echt niet rond met een onvervuld verlangen naar God of met een stevig aangeboren Godsbesef.
Op dit punt vind ik Calvijn te rooskleurig over de ongelovige mens. Er is niemand die God zoekt en niemand die naar Hem verlangt (Rom. 3:11). Ook de seculiere Nederlander redt zich prima met SBS6, een geregelde vakantie en een gevulde maag.
Eigenlijk vind ik het altijd weer verbazingwekkend hoe goed mensen zich kunnen redden zonder God. Wie God verlaat, heeft niets te vrezen. Dat constateerde Asaf al met enige bitterheid in Psalm 73. Afgezien uiteraard van hun huiveringwekkende einde.
De mens is losgeslagen van God. God is echter niet los van de mens. Hij ziet vanuit de hemel om naar alle bewoners van de aarde (Psalm 33:14). God blijft zich met mensen inlaten. Hij openbaart zich aan hen in het bijzonder door de Bijbel, maar ook in de natuur, de schepping, de geschiedenis en in het geweten. Het tweede artikel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis wijst daarop. God blijft Zich openbaren aan de mens en de mens reageert op die kennelijke tegenwoordigheid van God. Rebels en door het oprichten van namaakgoden, maar wel als reactie op de openbaring van God.
De mens komt dus nooit echt los van God, omdat God niet los komt van de mens. En dat is maar goed ook. We maken in Europa immers een unieke periode mee. Europa is de eerste atheïstische beschaving in de geschiedenis van de mensheid. De Europeanen hebben, zoals zij zeggen, God niet verlaten voor andere goden, maar voor géén God; en dit gebeurde niet eerder (T. S. Eliot).
Wat dit voor de toekomst betekent, weet ik niet. Onze seculiere cultuur kan nog steeds parasiteren op de godsdienstige en burgerlijke moraal die in het christelijk verleden is gevormd. Dit loopt echter wel ten einde. Breekt dan de totale onredelijkheid en weerzin tegen het christelijk geloof los? In ieder geval zijn de huidige perikelen rond een Algemene wet gelijke behandeling nog maar speldenprikjes.
Het is dan ook meer dan ooit nodig dat christenen zich vastklampen aan Gods Woord en aan elkaar. We hebben elkaar nodig om staande te blijven. Daarom zouden we best iets meer mogen zoeken naar wat ons verbindt met medechristenen van een andere ligging. Nu lijken we vooral actief met te bezien wat er ontbreekt bij de ander.
De bekende gereformeerde theoloog Herman Bavinck is een goed voorbeeld. Het treft mij altijd hoe innemend hij zijn theologische tegenstanders benadert. Hij doet recht aan hun intenties en wijst uitdrukkelijk op de waarheidselementen in hun opvattingen. Het is een positieve insteek, die alles te maken heeft met Bavincks visie op de katholiciteit van de kerk. Dat behoedt voor een onvruchtbaar isolement.
In die zin is het betreurenswaardig dat verschillende reformatorische kerken hebben aangegeven niet mee te doen aan de komende nationale synode. Een gemiste kans. Deze synode is slechts bedoeld als een poging om, ondanks de protestantse verdeeldheid, een christelijk getuigenis af te geven in een seculiere cultuur. Zo moet ook de bijbehorende Credotekst worden gelezen. Niet als een nieuw belijdenisgeschrift of zo.
Om die reden is het volstrekt begrijpelijk dat in het Credo niet wordt gesproken over verkiezing, doop, verbond en dergelijke. Dat zijn toch geen zaken die je als kerken als eerste uitdraagt naar een seculiere samenleving?
Het Credo bevat in ieder geval voldoende ‘waarheidselementen’ om serieus bij aan te haken. Juist als de Credotekst onvolledig wordt geacht, is dat een extra reden om een echt gereformeerde inbreng te leveren. Kerken laden een grote verantwoordelijkheid op zich als zij verstek laten gaan. Meedoen dus. En graag iets meer vertrouwen in de kracht van het gereformeerde gedachtegoed.
De gereformeerde predikant Jacobus Trigland toonde in 1617 (vóór de Synode van Dordrecht) geen angst voor de ruimte die remonstranten hadden. Hij twijfelde geen moment „aan de moed van de gereformeerden om d’Arminianen dood te prediken.”
Hebben wij minder moed, broeders?
De auteur is beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in de Tweede Kamer.