Tussen kwakende walvissen
Walvissen fascineren de mensheid. Een dode bultrug op het strand trekt veel bekijks. En een opgelapte orka in het Dolfinarium brengt honderden bezoekers op de been. Naturalis speelt erop in met de tentoonstelling ”Duik onder met walvissen”.
Trappelend van ongeduld staan ze voor de ingang van de ‘walvissenzaal’, de leden van de kinderclub van Naturalis. „Duik er maar in”, roept directeur B. Geerken van het natuurhistorisch museum in Leiden. Joelend rennen de kinderen langs de blauwe lamellen de tentoonstellings-hal in.
Het enthousiasme van de jeugdleden tekent de belangstelling van de mens voor walvisachtigen. Velen denken bij een walvis onmiddellijk aan het grootste zoogdier ter wereld, de blauwe vinvis. Of aan de potvis, waarvan wordt aangenomen dat het deze soort was die Jona opslokte. Dat ook gewone dolfijnen tot de familie behoren, is vrij onbekend. Alle walvisachtigen zijn te zien op de overzichtelijk opgezette tentoonstelling in Naturalis.
Na binnenkomst kunnen kinderen –alleen in vakanties– een bakje uitzoeken met daarin een onderdeel van een walvis, bijvoorbeeld een tand van een orka. Met hulp van ouders of begeleiders gaat de jeugd op zoek naar de tandwalvis. Als die is gevonden, leren ze van alles over het dier en zijn omgeving.
Op een interactieve manier slaagt Naturalis erin veel informatie over de zoogdieren dicht bij de jeugd te brengen. Bijvoorbeeld met een hoorspel. Zet een koptelefoon op en luister naar het onderwaterconcert van een walvisachtige. Druk daarna op de knop met het plaatje van de juiste vis. Op speelse wijze leren kinderen zo dat een mannetjesbultrug meer dan een kwartier lang achter elkaar zingt om een vrouwtje te verleiden.
Het gezang van baleinwalvissen, gekwaak van dolfijnen, geklik van de potvissen en gefluit van beloega’s zorgen op de tentoonstelling voor constante achtergrondmuziek. Door de lichteffecten lijkt het alsof de bezoekers onder het wateroppervlak lopen en er allerlei walvissen om hen heen zwemmen.
Een tiende van het zaaloppervlak wijdt Naturalis aan de evolutie van de walvissen. De voorouders van de walvisachtigen zouden miljoenen jaren geleden nog op het vasteland hebben gelopen.
De achterwand is geheel gewijd aan strandingen van walvissen in Nederland door de jaren heen. De eerste gravure van een gestrande potvis dateert uit 1577. Naturalismedewerker Marijke Besselink vertelt dat mensen gestrande walvissen als een slecht voorteken zagen. „Pas vanaf 1750 verdween dit bijgeloof.”
Indrukwekkend is de nagemaakte kop van een noordkaper, die als het ware uit de grond steekt. Een noordkaper is een walvis die op het noordelijk halfrond leeft, in de Atlantische en de Stille Oceaan. Duidelijk zijn de baleinen te zien, die soms wel 5 meter lang kunnen zijn. Met deze harige borstels kamt een walvis zijn voedsel –kleine garnaaltjes en visjes– uit het water.
Baleinwalvissen zoals de noordkaper, de vinvis en de bultrug vormen de ene familietak van de walvisachtigen. De andere onderfamilie bestaat uit de tandwalvissen, zoals de orka, bruinvis en de dolfijn. Echte jagers. Dolfijnen kunnen hun spitse snuit tot de ogen in de zeebodem steken om een inktvis te vangen.
In de expositiezaal staat een enorme stapel met honderden flessen babymelk. Naturalis laat hiermee zien hoeveel melk het jong van een bultrug per dag moet drinken: 600 liter. Geen wonder dat de zuigeling in enkele maanden groot genoeg is om zelf voedsel te vergaren.
Snijploeg
Zodra de stranding van een grote walvis wordt gemeld, komt de snijploeg van Naturalis in actie. „De adrenaline gaat stromen”, zegt teamleider Kees van der Blom. „Het is iedere keer weer spannend wat we aantreffen.”
De vier mannen van de snijploeg hebben een kantoorbaan bij Naturalis, maar rukken uit als er een dode walvis ontleed moet worden. Wetenschappers zijn vooral geïnteresseerd in het skelet van walvissen die langer zijn dan 5 meter. Voor de honderden bruinvissen die elk jaar aanspoelen, komen de mannen niet uit hun stoel.
Het eerste wat de snijploeg doet, is het strand afgrendelen om de honderden nieuwsgierigen op een afstand te houden. Daarna doet Van der Blom de eerste snede. „Dat is linke soep, want de vis kan ontploffen.” Ontbindingsgassen hopen zich op in het goed geïsoleerde walvissenlijf. Bij verkeerd handelen kan het zoogdier als een ballon uit elkaar spatten.
Het werk dat daarna volgt, is al smerig genoeg. Met beschermende handschoenen aan snijden de mannen het stinkende vlees van de vis. Het wordt afgevoerd naar een destructiebedrijf. Het skelet gaat in containers naar Naturalis, waar het wordt schoongemaakt en opgeslagen.
De snijploeg kan zich pas na een grondige douche weer in de buurt van mensen vertonen.
De tentoonstelling is tot 21 augustus 2011 te zien in Naturalis te Leiden.